Spelling tegenwoordige tijd

Spelling - Tegenwoordige tijd
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling - Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Spelling tegenwoordige tijd
Paragraaf 1.8 Spelling 

Maandag 10-10-2022

Slide 2 - Slide


Schrijf op wat er fout gespeld is:
"Ik wordt 4 jaar."

Slide 3 - Open question


Schrijf op wat er fout gespeld is:
"Ik vind het heel lief van jou, Suske, dat je me naar huis brengt."

Slide 4 - Open question

In het kort (1)
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Dit zijn de spellingsregels voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt):

1. Ik erbij of jij erachter: alleen de ik-vorm

2. Anders in het enkelvoud: ik-vorm + t

3. In het meervoud: het hele werkwoord


Slide 5 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 6 - Slide

In het kort (2) pv in tt
Zo ga je na of er een t achter de ik-vorm komt

• Bij de meeste werkwoorden kun je horen of er een -t achter de ik-vorm moet:

ik koop, jij koopt; ik schrijf, hij schrijft; ik studeer, zij studeert.

• Bij werkwoorden op -den hoor je dat niet. Vul dan het werkwoord lopen in.

Ik vin... het niet eerlijk → ik loop het niet eerlijk. Dus: ik vind.

Els vin... hem erg leuk → Els loopt hem erg leuk. Dus: Els vindt.


Slide 7 - Slide


Tim koopt een nieuwe scooter.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 8 - Quiz


De tuinman maaide het gras. 
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 9 - Quiz

Sleep de werkwoordsvormen naar de goede plek. Ze staan allemaal in de tegenwoordige tijd (pv-tt).
IK
JE/JIJ
WIJ 
werken
doet
ga
loop
reist
zeuren
wordt
vind
zijn

Slide 10 - Drag question


Tegenwoordige tijd: Sparen.
Ik ...............

Slide 11 - Open question


Tegenwoordige tijd: Maken.
Ik ...............

Slide 12 - Open question


Tegenwoordige tijd, betalen
 Hij .............. te veel.

Slide 13 - Open question


Vul de hij-vorm tegenwoordige tijd in van:
 zuchten

Slide 14 - Open question


Vul de tegenwoordige tijd in van: antwoorden
.........................jij?

Slide 15 - Open question


Vul de tegenwoordige tijd in van: antwoorden
....... je broer ook nooit op jouw vraag?

Slide 16 - Open question