chapitre 1 écouter A, herhaling l'adjectif

1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Présence
tout le monde est présent?

Slide 2 - Slide

Programme
Wat hebben we vorige les gedaan?


Doel van vandaag:
Aan het einde van de les:
- heb je grammatica D herhaald
- kun je gesprekken over social media begrijpen
- ken je woorden die te maken hebben met social media en online activiteiten

Slide 3 - Slide

Présence
tout le monde est présent?

Slide 4 - Slide

derrière
A
voor
B
naast
C
achter
D
op

Slide 5 - Quiz

l' appli
A
de mobiele telefoon
B
de app
C
de photo
D
de rekening

Slide 6 - Quiz

hij ziet

Slide 7 - Open question

travailler

Slide 8 - Open question

Grammaire D
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 9 - Mind map

Het bijvoeglijk naamwoord (1)
Mannelijk EV:        un livre intéressant
Vrouwelijk EV:            une idée intéressante
Mannelijk MV:           des livres intéressants
Vrouwelijk MV:            des idées intéressantes

Kijk dus naar vier dingen: mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud en meervoud!

Slide 10 - Slide

Vorm





Slide 11 - Slide

ONREGELMATIG 
-ON WORDT -ONNE                           BON / BONNE
-EN WORDT -ENNE                             ITALIEN / ITALIENNE
-EUX WORDT -EUSE                          HEUREUX / HEUREUSE
-IF WORDT -IVE                                    SPORTIF / SPORTIVE
-ER WORDT -ÈRE                                 PREMIER / PREMIÈRE
Dit geldt voor alle woorden met deze letters op het einde!

Slide 12 - Slide

Vorm






Plaats
De regel / Het liedje....

gros beau bon joli
haut long vieux petit
jeune mauvais nouveau et grand

Ce sont les mots qui viennent DEVANT

Slide 13 - Slide

Dus... /Donc....


Denk bij het schrijven van een bijvoegelijk naamwoord altijd aan 2  dingen: VORM en PLAATS !!

Avez-vous des questions?

Slide 14 - Slide

Nous habitons une (...) maison.
A
vieux
B
vieille
C
vieux
D
vieilles

Slide 15 - Quiz

Mes copines ne sont pas très (...)
A
sportif
B
sportive
C
sportifs
D
sportives

Slide 16 - Quiz

C'est une (...) idée!
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes

Slide 17 - Quiz

le ... garçon
A
beau
B
belle

Slide 18 - Quiz

beau
bon
joli

haut
long
petit 

en alle rangtelwoorden:
jeune 
vieux
grand

nouveau 
mauvais
méchant

premier, deuxième, etc. 


 

Slide 19 - Slide

Wat is goed?
A
C'est un problème difficile.
B
C'est un difficile problème.

Slide 20 - Quiz

Wat is goed?
A
Nous avons une voiture nouvelle.
B
Nous avons une nouvelle voiture.

Slide 21 - Quiz

Wat is goed?
A
Mon frère est un élève horrible.
B
Mon frère est un horrible élève.

Slide 22 - Quiz

ervoor of erna ???
Regel: na zelfst. naamwoord

Maar:   bon - beau
               grand - gros
               long - large -haut
               jeune - joli
               vieux - nouveau - petit

Slide 23 - Slide

Résumé
  • wat is een adjectif in het Nederlands?
  • waar zegt het adjectif iets over?
  • hoe vorm je een adjectif?
  • gaat dat altijd zo? 
  • waar staat het adjectif, ervoor of erna



Slide 24 - Slide