Spelling par. 6 les 2

Programma
Maandag: toets inzien!

1) Expertgroep: presentatie 6 woorden
2) Huiswerk bespreken
3) Opdracht maken en bespreken
4) Huiswerk: opdrachten online

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma
Maandag: toets inzien!

1) Expertgroep: presentatie 6 woorden
2) Huiswerk bespreken
3) Opdracht maken en bespreken
4) Huiswerk: opdrachten online

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken/controleren
Zet de juiste antwoorden goed in je schrift!
Opdracht 4 en 5 op blz. 259

Slide 2 - Slide

Opdracht 4, blz. 259

  • a auto-onderdelen
  • b de antizwartepietenbrigade
  • c die mooie zwart-witfoto
  • d een gezellig café-restaurant
  • e een staakt-het-vuren
  • f kakelverse vrije-uitloopeieren

Slide 3 - Slide

Opdracht 4, blz. 259



  • g koffiezetapparaat
  • h mijn winst-en-verliesrekening
  • i onze grotegroeneplantenmest
  • j koperen kerstboomballenhaakjes
  • k woon-werkverkeer
  • l zoetewittewijnkenner

Slide 4 - Slide

Opdracht 5 op blz. 259
Is het correct dat ik een spatie gebruik, als ik een baby zalf? In elk geval gebruik ik geen babyzalf, als ik in de keuken een amandel of olijf olie. Ik peper noten, maar kom soms zout tekort. Dat haal ik dan even hiernaast, bij de opvang met het speelterrein voor twee- tot zesjarigen, waar ik ook vaak kom als ik voor mijn werk rolstoelpatiënten vervoer. De kleuters spelen meestal het wildedierenkwartet. Gisterochtend vroeg de leidster: ‘Wilt u iets eten of drinken?’
Ik antwoordde: ‘Koffie kan en thee kan.’
Ze had ook oudekaaskroketten en ik zag tammekonijnenbouten en boerenmetworst.
En als ik vrij ben? Ik wandel routes door de bossen en vlucht weg, soms zelfs snel weg, als ik wild zie. Laatst lag er een doodgeschoten dier. Ik las het bordje dat erbij stond met daarop: ‘Wasbeer’.



Slide 5 - Slide

Schrijf waar nodig aan elkaar:

hier bij

A
hier bij
B
hierbij

Slide 6 - Quiz

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

linker dij been breuk

A
linker dijbeen breuk
B
linkerdijbeen breuk
C
linker dijbeenbreuk
D
linkerdijbeenbreuk

Slide 7 - Quiz

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

lange termijn strategie

A
lange termijn strategie
B
lange termijnstrategie
C
langetermijn strategie
D
langetermijnstrategie

Slide 8 - Quiz

Schrijf zo nodig aan elkaar:

een braad pan met anti aanbak technologie

Slide 9 - Open question

Schrijf zo nodig aan elkaar:
de schoon maak van de lage krukjes met de hoge druk spuit

Slide 10 - Open question

Schrijf zo nodig aan elkaar:
een veel voorkomende onzin klacht

Slide 11 - Open question

Schrijf zo nodig aan elkaar:
dertig procent bonus korting

Slide 12 - Open question

Schrijf zo nodig aan elkaar:
een vaak vermelde medicijn bijwerking

Slide 13 - Open question

Deze woorden schrijf je aan elkaar:
  • Samenstelling van drie woorden of minder (lagelonenlanden)
  • er, hier, daar, waar + voorzetsel (erna, hierdoor, daarvoor, waarmee)
  • getallen met honderd en duizend (zesduizend, maar niet met miljoen: drie miljoen)
  • vaak voorkomende samengestelde werkwoorden (kapotmaken, pianospelen, thuiskomen, theezetten, maar fluit spelen, thee inschenken)
  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord  als tweede deel (dichtbevolkt, hooggelegen)
  • twee delen van een splitsbaar werkwoord die in dezelfde volgorde naast elkaar staan als in de infinitief (Thuiskomen/opendoen: Toen zij thuiskwam, heb ik de deur opengedaan).

Slide 14 - Slide

Maak opdracht 6 in tweetallen (blz. 259)
Dit is huiswerk.

Klaar? Begin dan online met de extra opdrachten (opdracht 7, 8 en 9 van paragraaf 5 en 6 van cursus 7 Spelling: tussen 'n/s' en aan elkaar/los).


Slide 15 - Slide