Spelling H6

Programma
Toetsdatum afspreken: donderdag 13 april
1) Bespreken oefentoets werkwoordspelling
2) Huiswerk bespreken: startopdracht 
3) Theorie en oefenen
4) Huiswerk

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma
Toetsdatum afspreken: donderdag 13 april
1) Bespreken oefentoets werkwoordspelling
2) Huiswerk bespreken: startopdracht 
3) Theorie en oefenen
4) Huiswerk

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Je kunt bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Slide 2 - Slide

Bespreken startopdracht
Wat is het verschil tussen een lange afstandsloper en een langeafstandsloper?

Slide 3 - Slide

Theorie spelling H6: aan elkaar of los?
Een samenstelling is een combinatie van woorden die samen een nieuw woord vormen. 
keuken + kast = keukenkast,
courgette + soep = courgettesoep
dorp + plein = dorpsplein
politie + uniform = politie-uniform
Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven (waarbij je soms een koppelteken of tussenletter moet toevoegen, zoals een 'e', '(e)n) of 's'.)

Samenstellingen hebben 1 klemtoon.
Keúken + kást = keúkenkast en niet keúkenkást. Probeer het zelf maar eens met courgettesoep!

Slide 4 - Slide

Deze woorden schrijf je aan elkaar:
  • Samenstelling van drie woorden of minder (lagelonenlanden)
  • er, hier, daar, waar + voorzetsel (erna, hierdoor, daarvoor, waarmee)
  • getallen met honderd en duizend (zesduizend, maar niet met miljoen: drie miljoen)
  • vaak voorkomende samengestelde werkwoorden (kapotmaken, pianospelen, thuiskomen, theezetten, maar fluit spelen, thee inschenken)
  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord  als tweede deel (dichtbevolkt, hooggelegen)
  • twee delen van een splitsbaar werkwoord die in dezelfde volgorde naast elkaar staan als in de infinitief (Thuiskomen/opendoen: Toen zij thuiskwam, heb ik de deur opengedaan).

Slide 5 - Slide

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

hier bij

A
hier bij
B
hierbij

Slide 6 - Quiz

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

linker dij been breuk

A
linker dijbeen breuk
B
linkerdijbeen breuk
C
linker dijbeenbreuk
D
linkerdijbeenbreuk

Slide 7 - Quiz

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

lange termijn strategie

A
lange termijn strategie
B
lange termijnstrategie
C
langetermijn strategie
D
langetermijnstrategie

Slide 8 - Quiz

Schrijf zo nodig aan elkaar:

een braad pan met anti aanbak technologie

Slide 9 - Open question

Schrijf zo nodig aan elkaar:
de schoon maak van de lage krukjes met de hoge druk spuit

Slide 10 - Open question

Schrijf zo nodig aan elkaar:
een veel voorkomende onzin klacht

Slide 11 - Open question

Schrijf zo nodig aan elkaar:
dertig procent bonus korting

Slide 12 - Open question

Schrijf zo nodig aan elkaar:
een vaak vermelde medicijn bijwerking

Slide 13 - Open question

Deze woorden schrijf je aan elkaar:
  • Samenstelling van drie woorden of minder (lagelonenlanden)
  • er, hier, daar, waar + voorzetsel (erna, hierdoor, daarvoor, waarmee)
  • getallen met honderd en duizend (zesduizend, maar niet met miljoen: drie miljoen)
  • vaak voorkomende samengestelde werkwoorden (kapotmaken, pianospelen, thuiskomen, theezetten, maar fluit spelen, thee inschenken)
  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord  als tweede deel (dichtbevolkt, hooggelegen)
  • twee delen van een splitsbaar werkwoord die in dezelfde volgorde naast elkaar staan als in de infinitief (Thuiskomen/opendoen: Toen zij thuiskwam, heb ik de deur opengedaan).

Slide 14 - Slide

Bedenk een voorbeeld van onjuist spatiegebruik en maak er een zin mee!
(Voorbeeld: Ik gebruik nooit een mes als ik bananenschil)

Slide 15 - Open question

Huiswerk
Zijn er nog vragen?
Maak opdracht 1 t/m 3 van Spelling H6 online: ga via Magister naar de leermiddelen> Nieuw Nederlands!
Bekijk ook het filmpje over de theorie.
Kijk ook je diagnostische toets werkwoordspelling nog even na.

Slide 16 - Slide