7. Economische ontwikkelingen

7.Economische ontwikkeling 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

7.Economische ontwikkeling 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 
BK 

• Je kent het verschil tussen landbouw, industrie en diensten.
• Je kunt met het soort werk wat mensen doen bepalen hoe ontwikkeld een land is.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
KB - TH
• Je kent het verschil tussen landbouw, industrie en diensten.
• Je begrijpt de relatie tussen de ontwikkeling van een land en het soort werk dat mensen doen.
HV
• Je kunt de ontwikkeling van de Nederlandse beroepsbevolking beschrijven.

Slide 3 - Slide

Verdeling beroepsbevolking
  1. Landbouw: akkerbouw, veelteelt of visserij, vaak in arme landen
  2. Industrie: producten maken van grondstoffen
  3. Diensten: mensen doen iets voor andere mensen


De verdeling is in elk land anders. Deze verdeling zegt veel over de ontwikkeling van een land.

Slide 4 - Slide

Beroepsbevolking 

Beroepsbevolking = de groep mensen in een land die betaald werk heeft of er naar zoekt (15 en 65 jaar). 


  1. landbouw en visserij =  primaire sector 
  2. industrie = secudaire sector 
  3. diensten = tertiaire sector 

Slide 5 - Slide

dokter
fruitteler
pottenbakker

schaapsherder
sigarenmaker
telefonist
visser
wever

Slide 6 - Drag question

In de landbouw werken mensen in de..?
A
fabrieken
B
akkerbouw
C
visserij
D
veeteelt

Slide 7 - Quiz

In ontwikkelingslanden werken mensen in .... sector?
A
Dienstensector
B
Industrie
C
Landbouw
D
Industrie en landbouw

Slide 8 - Quiz

In arme landen werken mensen in de.... sector?
A
Diensten
B
Industrie
C
Landbouw

Slide 9 - Quiz

Beroepsbevolking in rijke landen
Mensen maken veel gebruik van diensten. We verdienen geld genoeg om andere mensen het werk te laten doen. 
In rijke landen is de dienstensector het grootst. 
Wat heb je hiervoor nodig:
  • goed onderwijs
  • geld voor innovaties/nieuwe ideeën 

Slide 10 - Slide

Maar vroeger waren we arm


Toen werkten veel meer mensen in de landbouw. 

  • We waren nog niet allemaal hoog opgeleid.
  • We verdienden nog niet heel veel geld
  • Deden heel veel zelf


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Beroepsbevolking armste landen
Landbouwbedrijven zijn klein en zelfvoorzienend.

Zelfvoorzienend = de opbrengst is alleen bedoeld om er zelf van te kunnen leven.

Er zijn ook grote commerciele bedrijven: van rijke bedrijven in het buitenland
Veel produceren voor het buitenland 

Slide 13 - Slide

BK aan het werk

Voorwaarde: stil en zelfstandig werken


Maken: vragen paragraaf 7

Slide 14 - Slide

Informele sector
Lijkt op werken in de dienstensector, maar dat is het niet. 
Kenmerken:
  • geen opleiding nodig
  • geen vergunning voor gegeven
  • vluchtsector 
  • geen machines
  • hard werken voor een beetje €
  • ziek = geen €

Slide 15 - Slide

Verandering in de beroepsbevolking


Als een land zich gaat ontwikkelen, verandert de verdeling van de beroepsbevolking. 

Dit moet je kunnen uitleggen. 

Slide 16 - Slide

Kapitaalintensief 
Wat is kapitaal? 
Je hebt geld nodig om kapitaal (bedrijven en machines) te kunnen kopen
Welke landen zijn kapitaalintensief?

Slide 17 - Slide

Arbeidsintensief 

Werk waarbij veel arbeid gevraagd wordt. Of veel arbeiders nodig zijn. 

Welke landen zijn arbeidsintensief?
Welke sector(en) zijn arbeidsintensief?

Slide 18 - Slide

Tekening maken 
Opdracht met de snippers 

Slide 19 - Slide

Stap 1
Zelfverzorgende landbouw. Geen geld en technologie om grondstoffen te verwerken of om industrie en diensten te ontwikkelen.
Stap 2
Een land heeft hulp van buitenaf nodig om in deze fase te komen. Er vindt export van landbouwproducten plaats en commerciële landbouw. Er wordt een begin gemaakt met de aanleg van wegen. Er komt industrie. De levensstandaard van de bevolking verbetert.

Slide 20 - Slide

Stap 3
Door technologische ontwikkeling en de beschikbaarheid van kapitaal groeit de industrie snel. Er wordt steeds meer geïnvesteerd in transport en diensten. Economische groei vindt plaats in meerdere delen van het land. Er is sprake van een uitgebreid transportnetwerk. Er zijn kerngebieden waar de ontwikkeling sneller gaat, meestal de hoofdstad of havensteden. Er zijn gebieden waar de ontwikkeling achterblijft.
Stap 4
De industrie neemt af, maar er is een snelle groei van de diensten te zien. De levensstandaard verbetert nog meer.

Slide 21 - Slide

OPDRACHT

Leg de tekstsnippers op de juiste plek van het kaartje.

1. Knip de snippers uit

2. Overleg met je tafelgroep waar welke snipper moet liggen

3. Leg de snippers op de goede plaats

4. Leg aan Mireille uit waarom je voor deze volgorde hebt gekozen.

Slide 22 - Slide

KGT aan het werk

voorwaarde: stil en zelfstandig werken


Maken: vragen paragraaf 7

Slide 23 - Slide

Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 24 - Quiz

Een bedrijf met veel machines is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 25 - Quiz

Een bedrijf met veel werknemers is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 26 - Quiz

Kapitaalintensief vs Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen.
Arbeidsintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin mensen het grootste deel van de productie doen.

Slide 27 - Slide

Wat is een voorbeeld van een kapitaalintensief beroep?
A
Conciërge
B
Kapper
C
Boer
D
Glazenwasser

Slide 28 - Quiz

Bij een kapitaalintensief bedrijf verzorgen machines het grootste deel van de productie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Er is een verband tussen analfabetisme en het aandeel van de beroepsbevolking in de landbouw:

Slide 30 - Open question

Hoe kunnen we aan de beroepsbevolking van een land de ontwikkeling herkennen?

Slide 31 - Open question

Sinds ongeveer 1990 verschuift Turkije in het wereldsysteem van periferie richting centrum.
Geef aan hoe deze verschuiving blijkt uit de volgende kenmerken van Turkije:
− de verdeling van de beroepsbevolking (over de sectoren van de economie);
− het analfabetisme;
− de natuurlijke bevolkingsgroei.

Slide 32 - Open question

TL/H aan het werk


Maken: vragen paragraaf 7

Slide 33 - Slide

Begrippen
• Beroepsbevolking
• Primaire sector
• Secundaire sector
• Tertiaire sector
• Zelfvoorzienend
• Commerciële landbouwbedrijven
• Informele sector
• Arbeidsintensief
• Kapitaalintensief

Slide 34 - Slide

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 35 - Slide