What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
De spelling van de werkwoorden
De spelling van de werkwoorden
1 / 52
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Secundair onderwijs
This lesson contains
52 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
De spelling van de werkwoorden
Slide 1 - Slide
Je kan
werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd
werkwoorden vervoegen in de verleden tijd
het voltooid deelwoord geven van werkwoorden
Slide 2 - Slide
Je kan werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd.
Slide 3 - Poll
Je kan werkwoorden vervoegen in de verleden tijd.
Slide 4 - Poll
Je kan het voltooid deelwoord geven van werkwoorden.
Slide 5 - Poll
Werkwoord
Slide 6 - Mind map
tegenwoordige tijd
A
nu
B
toen
Slide 7 - Quiz
Wat is de verleden tijd?
A
nu
B
vroeger
C
wat nog moet komen
Slide 8 - Quiz
Tegenwoordige tijd
Tijd van nu
Iets of iemand is op dit moment iets aan het doen
De gebeurtenis is nog de gang
Verleden tijd
Tijd van vroeger
Vroeger kan jaren geleden, maar ook een minuut geleden zijn
Een gebeurtenis is voorbij
Slide 9 - Slide
De agent parkeert de politieauto
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 10 - Quiz
De jongen fietste vorige week elke dag naar de voetbaltraining
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 11 - Quiz
De conducteur controleer mijn vervoersbewijs
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 12 - Quiz
De trein had vertraging
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 13 - Quiz
Stam van het werkwoord
De stam van het werkwoord is het hele werkwoord zonder -en
De stam van het werkwoord is meestal gelijk aan de ik-vorm
Slide 14 - Slide
Hele werkwoord
Kijken
Binden
Branden
Rijden
Stam
(ik) Kijk
(ik) Bind
(ik) Brand
(ik) Rijd
Slide 15 - Slide
Lange klank
Als je in het hele werkwoord een lange klank hoort, schrijf je in de stam ook een lange klank
Dat doe je door de klinker in de stam te verdubbelen
Slide 16 - Slide
Hele werkwoord
Rapen
Steken
Sturen
Stam
(ik) Raap
(ik) Steek
(ik) Stuur
Slide 17 - Slide
Geen v of z
Een v wordt aan het eind van een werkwoord een f
Een z wordt aan het eind van een werkwoord een s
Slide 18 - Slide
Hele werkwoord
Leven
Reizen
Lezen
Stam
(ik) Leef
(ik) Reis
(ik) Lees
Slide 19 - Slide
Richten
Slide 20 - Open question
Lachen
Slide 21 - Open question
Leren
Slide 22 - Open question
Niezen
Slide 23 - Open question
Durven
Slide 24 - Open question
Glimmen
Slide 25 - Open question
Boren
Slide 26 - Open question
Werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd
ik ...... -> stam
jij of je ...... -> stam + T
OPGELET!!! ...... jij of je -> STAM !!!!
hij, zij of iets of iemand anders ...... -> Stam + t
Wij ...... -> infinitief
Jullie ...... -> infinitief
Zij ...... -> infinitief
Slide 27 - Slide
Je beteken... alles voor haar.
(tegenwoordige tijd)
A
betekend
B
betekende
C
betekent
D
betekendt
Slide 28 - Quiz
Tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt
Slide 29 - Quiz
Vervoeg in de
tegenwoordige tijd
.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vond
Slide 30 - Quiz
Duid de juiste werkwoordspelling aan:
A
Het is fijn dat je dit onthoudt.
B
Het is fijn dat je dit onthoud.
Slide 31 - Quiz
De 'tegenwoordige tijd' is NU.
Welke zin is in de tegenwoordige tijd?
A
De kinderen spelen in de tuin.
B
De kinderen speelden in de tuin.
Slide 32 - Quiz
Vervoeg in de
tegenwoordige tijd
.
A
gebruikt
B
gebruikd
C
gebruikte
D
gebruiken
Slide 33 - Quiz
Geef de juiste vorm van de onvoltooid tegenwoordige tijd in onderstaande zin:
Het bos ......... (branden) volledig uit.
A
brant
B
brand
C
brandt
D
brandde
Slide 34 - Quiz
Regelmatige werkwoorden
Stam + te(n)
bv: hij raakte, zij raakten
Stam + de(n)
bv: hij zeilde, wij zeilden
Onregelmatige werkwoorden
Klank verandert
bv: hij krijgt -> hij kreeg
Woord verandert
bv: hij is -> hij was
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Geef de verleden tijd van: Ik werk
A
Ik heb gewerkt
B
Ik werkte
C
Ik workte
D
ik werkt
Slide 37 - Quiz
Zet in de verleden tijd: Hij _________ (rusten) op zijn bed.
A
ruste
B
rustte
Slide 38 - Quiz
Zet in de verleden tijd: Hij _________ (kammen) zijn haar.
A
kamde
B
kamte
Slide 39 - Quiz
Wat is de verleden tijd van ...
blazen?
A
blies
B
blaasde
C
blaazde
Slide 40 - Quiz
Wat is de verleden tijd van ...
scheiden?
A
scheed
B
scheidde
C
💩
Slide 41 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'wij huppelen'.
A
huppelde
B
huppelden
C
huppelten
D
huppel
Slide 42 - Quiz
Wat is de verleden tijd van 'Eet'
A
Eette
B
Ete
C
At
D
Atte
Slide 43 - Quiz
Het voltooid deelwoord
Slide 44 - Slide
Voltooid deelwoord
Bij het Howw staat het Huww 'hebben' of 'zijn'
Voorbeelden:
Ik heb
geslapen
.
Hij was
gefopt
.
Ik zal
gesnoept
hebben.
Slide 45 - Slide
Voltooid deelwoord
Welke letter op het einde? -> verlengen
ik heb iets geraakt/geraakd? -> raakte -> geraakt
Ik heb het geprobeert/geprobeerd? -> probeerde -> geprobeerd
Slide 46 - Slide
Zet in voltooid deelwoord tijd: Hij heeft _________ (rusten).
A
gerust
B
gerusd
Slide 47 - Quiz
Zet in voltooid deelwoord tijd: Hij heeft _________ (leven).
A
geleeft
B
geleefd
Slide 48 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van
VRAGEN
A
gevragen
B
gevraag
C
gevraagd
D
gevraagt
Slide 49 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van
RUILEN
A
geruilen
B
geruild
C
geruilt
Slide 50 - Quiz
Maak nu een zin waar gebeurt met een "t" geschreven wordt.
Slide 51 - Open question
Maak een zin waarin gebeurd met een "d" geschreven wordt.
Slide 52 - Open question
More lessons like this
De spelling van de werkwoorden
March 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
De spelling van de werkwoorden
1 month ago
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
De spelling van de werkwoorden
May 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
De magie van werkwoorden: vervoegen en voltooid deelwoord
March 2023
- Lesson with
13 slides
dinsdag 24/1
January 2023
- Lesson with
22 slides
Instructie
Lager onderwijs
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
groep 8 werkwoord spelling cito
October 2024
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education
Herhaling: mix tegenwoordige - verleden tijd
17 days ago
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Secundair onderwijs