19 april K1V

Nederlands


K1V 
19-04-2021
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands


K1V 
19-04-2021

Slide 1 - Slide

Planning 
  • Algemene regels 
  • Terugblik blok 4 grammatica 
  • Lesdoelen 
  • Uitleg zelfstandig naamwoord & bijvoeglijk naamwoord
  • Zelfstandig werken
  • Controle lesdoelen
  • Huiswerk 

Slide 2 - Slide

Algemene regels 
  • Als je wat willen zeggen/vragen, steek je je vinger op.
  • We praten niet door elkaar heen.
  • We laten elkaar uitpraten.

Slide 3 - Slide

Terugblik blok 4 - grammatica 
- Zinsdelen
- Onderwerp
- Werkwoordelijk gezegde 

Slide 4 - Slide

Zinsdelen 
Verdeel onderstaande zin in zinsdelen

Ruben leert zijn Engelse woordjes.

Slide 5 - Slide

Zinsdelen 
Ruben leert zijn Engelse woordjes.




Ruben | leert | zijn Engelse woordjes.
Wie?
Wat gebeurt er?
Wat?
Ruben
leert
zijn Engelse woordjes

Slide 6 - Slide

Zinsdelen 
Verdeel onderstaande zin in zinsdelen

De hond ligt in zijn mand.

Slide 7 - Slide

Zinsdelen 
De hond ligt in zijn mand.



De hond | ligt | in zijn mand.
Wie?
Wat gebeurt er?
Waar?
De hond
ligt 
in zijn mand

Slide 8 - Slide

Wat is het onderwerp?
Ik hielp mijn moeder zaterdag in de tuin.
A
Mijn moeder
B
Ik
C
In de tuin

Slide 9 - Quiz

Wat is het wwg?
Gisteren heeft Lena haar huiswerk gemaakt.
A
Heeft
B
Gemaakt
C
Heeft gemaakt

Slide 10 - Quiz

Lesdoelen 
  • Aan het einde van de les weet je wat het zelfstandig naamwoord is en hoe je deze herkent.
  • Aan het einde van de les kun je het bijvoeglijk naamwoord in een zin herkennen en benoemen.

Slide 11 - Slide

Waarom leren ontleden?
  • Als je weet hoe een zin is opgebouwd, kan je de betekenis makkelijker achterhalen.
  • De spelling van sommige woorden is afhankelijk van hun plaats in de zin.
  • Als je een andere taal moet leren, is het handig dat je weet hoe zinnen in het Nederlands opgebouwd zijn.

Slide 12 - Slide

Uitleg zelfstandig naamwoord (znw)
Ezelsbruggetje: MeDiPlaDiPla
Wie weet waar dit ezelsbruggetje voor staat?

Slide 13 - Slide

Uitleg zelfstandig naamwoord (znw)





  • Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend - vrienden)
  • Kan vaak klein of groot gemaakt worden: (taart - taartje)
  • Staat vaak met een lidwoord geschreven (de klas, een boek, het paard)

Slide 14 - Slide

Uitleg bijvoeglijk naamwoord (bnw)
  • Je kunt zinsdelen aanvullen door kenmerken of eigenschappen van de zelfstandige naamwoorden toe te voegen.


Slide 15 - Slide

Voorbeeldzin 
De lange jongen droeg een blauwe jas.

Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?
Welke woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden?



Slide 16 - Slide

Voorbeeldzin 
De lange jongen droeg een blauwe jas.

Znw = jongen, jas 
In deze zin zegt lange iets over de jongen en blauwe zegt iets over de jas
Bnw = lange, blauwe 


Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken
  • Jullie mogen zachtjes overleggen, bij vragen vinger opsteken!
  • Maken: opdracht 7, 8 en 9 (blz. 221)
  • Klaar? Steek je vinger op.
  • Lezen in je leesboek.
timer
20:00

Slide 18 - Slide

Controleren lesdoelen
  • Hoe herken je een zelfstandig naamwoord?
  • Waar staat MeDiPlaDiPla voor?
  • Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 19 - Slide

Huiswerk 20/04
  • Af: opdracht 7, 8 en 9
  • Wordt ook genoteerd in Magister

Slide 20 - Slide