3.2 - Soorten energie 3.3 reken met tijd

M&Tscience §3.2 - Soorten energie & §3.3 - Reken met tijd
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

M&Tscience §3.2 - Soorten energie & §3.3 - Reken met tijd
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Slide

Maak één van de twee keuzes
Route 2
  • Zelfstandig en stil lezen en luisteren paragraaf §3.2 en § 3.3 
  • Maken opdrachten 10 t/m 19 van §3.2 
  • Maken voorbeeldopgave 3 t/m 6
  • maken 20 t/m 41 van §3.3 
  • Nakijken en verbeteren §3.2 en §3.3

Route 1:
  • Meedoen met uitleg van §3.2 en §3.3
  • Daarna opdrachten maken:
  •  10 t/m 19 van §3.2  
  • 20 t/m 41 van §3.3 
  • Nakijken en verbeteren § 3.2 en §3.3

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
2
 Je kunt de 5 verschillende soorten van energie opnoemen. 
L3
"Ga jij ze vandaag allemaal beheersen?"
3 t/m 7
  • Je weet wat elektrische energie is.
  • Je weet wat stralingsenergie is.
  • Je weet wat bewegingsenergie is.
  • Je weet wat thermische energie is.
  • Je weet wat chemische energie is.
L3
8
 Je kunt per energiesoort twee voorbeelden noemen. 
L3
9
Je weet dat de hoeveelheid bewegingsenergie van een voorwerp afhankelijk is van twee dingen: de massa en de snelheid. 
L3
11
 Je kunt een gegeven tijd overzichtelijk noteren.
L3
10
 Je kent de verschillende eenheden van tijd (ms, cs, s, min, h, d, wk, a, Daa, ha, ka) en kunt deze in elkaar omrekenen.
L3

Slide 3 - Slide

Soorten energie
We kennen heel veel verschillende voorbeelden van energie. Bij iedere situatie in het leven, is wel energie betrokken.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

5 soorten van energie
  • Bewegingsenergie ook wel kinetische energie genoemd. 
  • De afkorting van bewegingsenergie is:

  • De afkorting van kinetische energie is:
  • Hoeveel bewegingsenergie een voorwerp heeft, is afhankelijk van de massa en de snelheid van het voorwerp.
  • Wanneer twee voorwerpen even zwaar zijn heeft snelste voorwerp de meeste bewegingsenergie. 
Bewegingsenergie
Ebewe
Ekin

Slide 6 - Slide

Twee helikopters vliegen beiden met een snelheid van 300 km/h naast elkaar. De rode helikopter vervoert twee personen en de blauwe helikopter vervoert er tien. 
Welke helikopter heeft de grootste bewegingsenergie?
Voorbeeldopgave 2

Slide 7 - Slide

5 soorten van energie
  • De afkorting van stralingsenergie is:
  • Voorbeelden: 
  • Radioactieve straling, röntgenfoto’s of de magnetron.
  • De ene straling kun je zien en de andere niet. 
  • Licht is een vorm van stralingsenergie die je kunt zien en warmtestraling is niet te zien met het menselijk oog.
Stralingsenergie
Estra

Slide 8 - Slide

5 soorten van energie
  • De afkorting van thermische energie is:
  • Waarschijnlijk ken je deze vorm onder de naam: WARMTE.
Thermische energie
Etherm

Slide 9 - Slide

5 soorten van energie
  • De afkorting van elektrische energie is:
  • Deze vorm van energie kun je niet zien.
  • De uitwerking van elektrische energie is super duidelijk. Je ziet namelijk een lamp branden, je hoort de muziek uit je telefoon en ook je computer doet niets zonder elektrische energie.
Elektrische energie
Eelek

Slide 10 - Slide

5 soorten van energie
  • De afkorting van chemische energie is:
  • Chemische energie is alle energie die opgesloten zit in stoffen. 
  • In je boterham zit chemische energie. Wanneer je een boterham eet, krijgt jouw lichaam namelijk de energie om te bewegen.
  • In het buskruit zit heel veel energie opgeslagen die vrijkomt wanneer het kruit ontploft.
Chemische energie
Echem

Slide 11 - Slide

Echem
Eelek
Etherm
Estra
Ekin
Ebewe
Bewegingsenergie
Warmte energie
Elektrische energie
Kinetische energie
Stralingsenergie
Chemische energie

Slide 12 - Drag question

Huiswerk
Volgende les (maandag dus)
  • Maken, nakijken en verbeteren §3.2
  • Opdracht 10 t/m 19

Slide 13 - Slide

M&Tscience §3.3 - Rekenen met tijd
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 14 - Slide

Leerdoelen
10
 Je kent de verschillende eenheden van tijd (ms, cs, s, min, h, d, wk, a, Daa, ha, ka) en kunt deze in elkaar omrekenen.
L3
"Ga jij ze vandaag allemaal beheersen?"
11
 Je kunt een gegeven tijd overzichtelijk noteren.
L3

Slide 15 - Slide

Maak één van de twee keuzes
Route 2
  • Zelfstandig en stil lezen en luisteren paragraaf §3.3 
  • Maken voorbeeldopgave 3 t/m 6
  • Daarna opdrachten maken 20 t/m 41 van §3.3 
  • Nakijken en verbeteren §3.3

Route 1:
  • Meedoen met uitleg van §3.3.
  • Daarna opdrachten maken 20 t/m 41 van §3.3
  • Nakijken en verbeteren §3.3

Slide 16 - Slide

Eenheden van tijd (1)
  • Om tijd uit te drukken, gebruiken we heel veel verschillende eenheden. 
  • milliseconde (ms): Dit is een duizendste van een seconde. 
  • centiseconde (cs): Dit is een honderdste van een seconde. 
  • seconde (s): Dit is veruit de meest gebruikte eenheid voor tijd. 
  • minuut (min): Een minuut bestaat uit 60 seconden. 
  • uur (h): Een uur bestaat uit 60 minuten.
  • dag of etmaal (d): Een dag bestaat uit 24 uur. 
  • week (wk): Een week bestaat uit zeven dagen. 

Slide 17 - Slide

Eenheden van tijd (2)
  • maand (mnd): Weet jij of een maand bestaat uit 28, 30 of 31 dagen? De maand is een eenheid die wij in de wetenschap liever niet gebruiken. 
  • jaar (a): Een jaar bestaat uit 365,25 dagen.
  • decennium (Daa): Een decennium is een periode van 10 jaar. Het symbool ‘Daa’ komt van deca annum. 
  • eeuw (ha): Een eeuw is een periode van 100 jaar. Het symbool ‘ha’ komt van hecto annum.
  • millennium (ka): Een millennium is een periode van 1000 jaar. Het symbool ‘ka’ komt van kilo annum. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Voorbeeldopgave 3

Slide 21 - Slide

Voorbeeldopgave 6
Schrijf het volgende getal in d, h, min en s.
0,256 a

0,256 a = 0,256 jaar
0,256 * 365 = 93,44 d (dagen)
93,44 x 24 = 2242,56 h (uren)
2242,56 x 60 = 134553,6 min (minuten)
134553,6 x 60 = 8073216 s (seconden)

Slide 22 - Slide

Huiswerk
Volgende les
  • Maken en nakijken §3.2 en § 3.3 
  • Opdracht 10 t/m 19 en 20 t/m 41

Slide 23 - Slide