Voor de schrijftoets leer je de woordjes uit de Lernbox van hoofdstuk 3 (pagina 147-150) en hoofdstuk 4 (pagina 199-202) en kun je uit het Handbuch de volgende nummers toepassen:
- 01: haben, sein en werden in de o.t.t. en o.v.t.
- 03: modale werkwoorden en wissen in de o.t.t.
- 08 en 09: voltooid deelwoord en hulpwerkwoorden haben en sein
- 13: toekomende tijd
- 16 t/m 18: naamvallen (alleen toepassen, je mag je nv-stencil gebruiken)
- 24: persoonlijk voornaamwoord
- 20, 28, 36: bijvoeglijk naamwoord, woorden van vergelijking en trappen van vergelijking
- 34: woordvolgorde
- 32 en 33: voorzetsels, voegwoorden en bijwoorden