Politiek Totaal & Plurifome Samenleving- BBL/ Schoolexamen 2
1 / 45
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is politiek?
A
Keuzes maken
B
Alles wat we doen
C
de gemeente bellen
D
Iets met politie
Slide 2 - Quiz
Wie zitten er in de Tweede Kamer?
A
Ministers
B
Gekozen politieke partijen
C
De regering
D
Het staatshoofd
Slide 3 - Quiz
Een voorbeeld van een algemeen belang is...
A
liefdesverdriet
B
onderhouden van je huis
C
zoeken naar weggelopen dieren
D
veiligheid op straat
Slide 4 - Quiz
Wat is een taak van de Tweede Kamer?
A
De Eerste Kamer controleren
B
De regering controleren
C
de Tweede Kamer controleren
D
ze doen alles in de politiek
Slide 5 - Quiz
Regering
A
ministers en koning
B
de Tweede Kamer
C
de Eerste en Tweede kamer
D
De mensen die de koning controleren
Slide 6 - Quiz
Wat is een taak van de regering?
A
Wetten maken
B
Ministers controleren
C
Stemmen op wetten
D
De Tweede Kamer controleren
Slide 7 - Quiz
Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
75
D
150
Slide 8 - Quiz
Wie is het staatshoofd van Nederland?
A
De minister-president
B
De voorzitter van de Tweede Kamer
C
De koning
D
De regeringsleider
Slide 9 - Quiz
Wat is een taak van de Koning?
A
Stemmen op wetten
B
Verzinnen van wetten
C
Ondertekenen van wetten
Slide 10 - Quiz
Een groep van 150 mensen die in Nederland zijn gekozen om de regering te controleren en wetten te maken is de:
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Ambtenaren
D
Ministers
Slide 11 - Quiz
Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder mogen stemmen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Uit welke personen bestaat de regering?
A
Geen idee, ik zat niet op te letten
B
Willem-Alexander, Maxima en Rutte
C
Willem-Alexander en alle ministers
D
Willem-Alexander en alle staatssecretarissen
Slide 13 - Quiz
Wie leest op Prinsjesdag de Troonrede voor?
A
De minister-president
B
De president
C
Koningin Maxima
D
Koning Willem-Alexander
Slide 14 - Quiz
Politie en leger gebruiken veel geweld, dit is ...
A
een democratie
B
een dictatuur
Slide 15 - Quiz
Welk land heeft een dictatuur?
A
Zweden
B
China
C
Nederland
D
Denemarken
Slide 16 - Quiz
De inwoners hebben grondrechten
A
Democratie
B
Dictatuur
Slide 17 - Quiz
Er zijn meer plichten dan rechten.
A
Dictatuur
B
Democratie
Slide 18 - Quiz
Wat is het Parlement?
A
De Eerste- en Tweede kamer samen
B
Het kabinet
C
De overheid
D
Alle ambtenaren in Nederland
Slide 19 - Quiz
Kabinet:
A
Ministers en staatssecretarissen
B
Ministers en koning
Slide 20 - Quiz
Uitspraken over een democratie. Zijn deze waar of niet waar?
WAAR
NIET WAAR
De politieke macht ligt namens de burgers bij de regering
Er zijn vrije en geheime verkiezingen
Er is sprake van machtenscheiding
Alle burgers zijn voor de wet gelijk
Bevoegdheden van bestuurders staan in het Wetboek van Strafrecht
Besluiten komen tot stand met meerderheid van stemmen in het parlement
Slide 21 - Drag question
Hoe komt een wet tot stand?
Zet in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
Slide 22 - Drag question
In een democratie
A
Heb je vrijheid van handel
B
Heb je vrijheid van geloof
C
heb je vrijheid van mening
D
Alle antwoorden zijn goed.
Slide 23 - Quiz
Nederland is een democratie.
Wat betekent democratie?
Wat betekent democratie?
A
De koning regeert
B
Het kabinet regeert
C
God regeert
D
Het volk (burgers) regeert
Slide 24 - Quiz
De Eerste Kamer?
A
50 leden
B
75 leden
C
100 leden
D
150 leden
Slide 25 - Quiz
De eerste kamer mag wetten maken. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
De eerste kamer mag een wet veranderen?
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quiz
Politici zijn:
A
mensen die veel naar politiek kijken
B
mensen die van politiek hun beroep hebben gemaakt
C
journalisten die over politiek schrijven
D
Ongedierte dat vooral in de zomer voorkomen op gazons
Slide 28 - Quiz
Bij de overheid werken..... en politici
A
Winkeliers
B
Ambtenaren
C
Bedrijven
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Wat is een pluriforme samenleving?
A
Een groep mensen met dezelfde gewoonten, normen en waarden.
B
De cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.
C
Een samenleving van mensen met verschillende culturen en leefstijlen.
D
Een groep mensen met verschillende normen, waarden en gewoonten.
Slide 31 - Quiz
Een oordeel over een persoon dat niet overeenkomt de werkelijkheid.
Versimpeld beeld van een groep mensen.
Het niet terrecht behandelen van (groepen) personen op grond van iets day niet ter zake doet.
Mensen benadeeld worden op grond van hun huidskleur.
Vooroordeel
Stereotype
Discriminatie
Racisme
Slide 32 - Drag question
stereotypering
vooroordelen
discriminatie
racisme
Slide 33 - Drag question
Stereotype
Vooroordeel
Discriminatie
Mening die niet gebaseerd is op feiten
Kan zowel positief als negatief zijn
Kenmerk van de groep wordt sterk overdreven.
Hokjesdenken
Een Nederlander op klompen die graag kaas eet
Als die Marokkaan binnenkomt kun je maar beter op je spullen letten
Vrouwen krijgen bij dit bedrijf minder betaald voor precies hetzelfde werk
De domme Belg
Vrouwelijke studenten hogere cijfers geven dan mannelijke.
Kwetsend
Kan leiden tot ongelijkheid in de maatschappij
Ik denk dat mannelijke docenten minder geduld hebben
Slide 34 - Drag question
Racisme
Discriminatie
Vooroordeel
Stereotype
Iemand met een donkere huidskleur wordt geweigerd door een bewaker bij een club.
Alle vluchtelingen zijn asielzoekers.
Alle jongens houden van voetbal.
Slide 35 - Drag question
Sleep de kenmerken naar het juiste woord.
Stereotype
Vooroordeel
Mening niet gebaseerd op feiten.
Kan zowel positief als negatief zijn.
Kenmerk van de groep wordt sterk overdreven.
Kan leiden tot discriminatie.
Slide 36 - Drag question
Gezinsvorming
Gezinshereniging
Slide 37 - Drag question
Een asielzoeker is iemand die uit zijn land is gevlucht omdat hij gevaar loopt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 38 - Quiz
Kijk naar de afbeelding.
Er is sprake van ongelijke behandeling op basis van ........
A
Etniciteit & seksisme
B
Seksuele geaardheid & geloof
C
Seksuele geaardheid & leeftijd
D
Uiterlijk & leeftijd
Slide 39 - Quiz
Wat is discriminatie?
A
Het ongelijk behandelen van mensen op basis van bepaalde kenmerken
B
Het bevorderen van gelijkheid
C
Het maken van onderscheid tussen goed en kwaad
D
Het begrijpen van verschillende culturen
Slide 40 - Quiz
Samuel uit Suriname gaat bij zijn oma in Nederland wonen.
Amira kan in Nederland de nieuwe directeur van de ING worden
Sofie moet vluchten uit Duitsland, omdat haar geloof daar niet wordt geaccepteerd.
Joris komt naar NL, om weer samen met zijn vader en moeder te kunnen zijn.
Veiligheid
Werk
Onafhankelijkheid van Koloniën
Gezinshereniging
Slide 41 - Drag question
Ik moet nog verder gaan met leren.
Ja
Beetje
Nee
Slide 42 - Poll
Hoe heb je leren voor de toets?
Vanaf nu iedere dag een beetje
Een paar dagen van tevoren begonnen
De dag van tevoren stampen
Slide 43 - Poll
Ga je de app van Essener gebruiken om te leren voor de toets? 0 = zeker niet 100 = zeker wel
Slide 44 - Poll
Wat voor cijfer ga je voor dit schoolexamen halen?
3+
4+
5+
6+
7+
8+
9+
10
