Werkwoordspelling Engels 24 nov

Werkwoordspelling Engelse woorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling Engelse woorden

Slide 1 - Slide

Werkwoorden uit het Engels
Het Nederlands heeft veel werkwoorden overgenomen uit het Engels. De woorden zijn aangepast aan het Nederlands en je vervoegt ze daarom net zoals andere Nederlandse werkwoorden.

vb: downloaden
ik download - hij downloadt - wij downloaden

Slide 2 - Slide

Let op
Om de ik-vorm te krijgen haal je soms alleen -n van het werkwoord af. Anders krijg je uitspraakproblemen.

vb: timen
ik time - hij timet - wij timen
Ik delete- hij deletet - wij deleten



Slide 3 - Slide

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
1. Bij jij, je, hij/ zij en het kan je een t krijgen

2. om erachter te komen, gebruikje de loop / zwem methode: vervang het werkwoord door lopen of zwemmen

3 Voorbeeld: Hij verbrand(?) zijn vingers -> Hij zwemt zijn vingers -> goed dus plus t: Hij verbrandt zijn vingers elke keer weer

Slide 4 - Slide

Werkwoorden in de voltooide tijd 
Kijk in de zin: staat er een vorm van zijn of hebben plus werkwoord in de zin? -> voltooide tijd. Twee manieren om een d of t te bepalen:  
1. verlengmanier: maak hetw oord langer en kij of je een do ft hoort. Hij heeft gehoord? -> Hij hoorde de Engeltjes zingen _d klank)-> Hij heeft gehoord is goed
2. 't Kofschip: Het is gelukt? -? lukken -> stam is luk -> Ja  

Slide 5 - Slide

verleden tijd
Stam plus de(n) of stam plus te(n)
Gebruik verlengregel 
Hij doodt de tijd -> Julia en Max  doodden de tijd (hoor d) -? Hij doodde de tijd (stam is dood plus de)

Slide 6 - Slide


Maak de zinnen af:
1. Het (gebeuren) nu
2. Het is net (gebeuren)

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Video


Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 9 - Quiz


Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 10 - Quiz


Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 11 - Quiz


Hij (joggen - vt)
A
jogde
B
joggete
C
joggte
D
jogte

Slide 12 - Quiz

Welk Engels werkwoord is correct gespeld?
A
Hij racet naar huis nu.
B
Ik downloadt die file wel even voor je?
C
Hij heeft de overwinning geclaimt.
D
Zij flirte met hem.

Slide 13 - Quiz


Kies de juiste schrijfwijze:

A
Hij gamet de hele dag.
B
Hij gamed de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij game't de hele dag.

Slide 14 - Quiz


Bij Zalando heb ik alvast een groen zomerjurkje .........
A
geshopt
B
geshopd
C
geshopdt
D
gesjopt

Slide 15 - Quiz

voltooid deelwoord
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 16 - Quiz

voltooid deelwoord
Manon heeft wel eens met haar (daten).
A
gedate
B
gedated
C
gedatet
D
gedeet

Slide 17 - Quiz

voltooid deelwoord
Alles goed? Dan heb je deze quiz echt (killen).
A
gekild
B
gekillt
C
gekilt
D
gekilld

Slide 18 - Quiz