Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
1. Bij jij, je, hij/ zij en het kan je een t krijgen
2. om erachter te komen, gebruikje de loop / zwem methode: vervang het werkwoord door lopen of zwemmen
3 Voorbeeld: Hij verbrand(?) zijn vingers -> Hij zwemt zijn vingers -> goed dus plus t: Hij verbrandt zijn vingers elke keer weer