Stijl H10 Kern

Stijl H10 Kern
1 / 50
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Stijl H10 Kern

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Toetsstof periode 3

KERN Formulering en stijl ( 10-14) en woorden uit deze hoofdstukken 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel van de 1e helft van de les
Aan het eind van deze  1e leshelft:
  • Weet je wat het begrip stijl inhoudt en wat het belang is van de schrijfstijl  voor een tekst
  • Kan je stijlkenmerken benoemen in een tekst en aangeven wat je wel of niet aanspreek in iemands stijl
  • Kan je stijlen omschrijven en aangeven bij welke stijl welk publiek past
  • Kan je je schrijfstijl aanpassen aan het doel van je tekst en onderzoek doen naar je eigen stijl

Slide 3 - Slide

5 min

Waaraan denk je bij stijl? Wat zijn elementen daarvan?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

De theorie
  • Woordniveau
  • Zinsniveau
  • Tekstniveau

Slide 5 - Slide

5 min
Wat is stijl?
Stijl is de keuze uit mogelijke formuleringen om een gedachte vorm te geven.
 

Kunt u niet komen, meldt u zich dan bij mij af?
Kunt u niet komen, dan meldt u zich bij mij af.


Vorm en inhoud zijn met elkaar verbonden! 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat is stijl?

Kleine aanpassingen in formuleringen kunnen dus al een graag verschil maken en de 'toon' van een formulering bepalen, zoals in het voordeeld op de vorige dia. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is stijl?
Je kunt je stijl op verschillende niveaus aanpassen:

  • Woordniveau; bijvoorbeeld ouderwetse of juist nieuwe woorden, formele of informele woorden, eenvoudige of moeilijke woorden
  • Zinsniveau; lange of korte zinnen, zinsvolgorde, passieve of actieve zinnen, gebruik van beeldspraak
  • Tekstniveau; grammaticale tijd, volgorde van tekstelementen, ruimtelijke beschrijvingen 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Afstemmen van stijl

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Afstemmen van stijl

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Afstemmen van stijl
Een begrafenis heeft een andere 'stijl' dan een carnavalsoptocht. Je past je kleding en stemming aan op de gebeurtenis. Dit is met teksten ook zo. 

Als je gaat solliciteren bij een pretpark, wordt er iets anders van jou als persoon verwacht, dan wanneer je solliciteert bij een advocatenkantoor. Je past je stijl van je brief dus hierop aan.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Maak opdracht 1 en 2 en 5
5 min

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bespreking opdracht 1 en 2
  1. Het is de toon die de muziek maakt. Het is dus niet alleen belangrijk wat je zegt, maar ook hoe je iets zegt (de toon, de schrijfstijl) om je doel te kunnen bereiken.
  2. a Bijvoorbeeld: zakelijk, juridisch, droog
       b Bijvoorbeeld: kort, duidelijk
      c Bijvoorbeeld: vrolijk, formeel, duidelijk

Slide 13 - Slide

5 min
Bespreking opdracht 1, 2 en 5
5. Bijvoorbeeld: Bij een advocatenkantoor zou ik nauwkeuriger schrijven en meer formele woorden gebruiken. De betekenis van elk woord is belangrijk bij advocaten. Bij een pretpark richt ik me meer op plezier en werken met de gasten in het park. De stijl is losser.


Slide 14 - Slide

5 min

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Wat bedoelt Arjen Lubach precies met een 'andersomliner'?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Schrijvers en stijl

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Woordgebruik:
  • veel/ weinig bijvoeglijke naamwoorden
  • ouderwetse of moderne woorden
  • formele of informele woorden
  • eenvoudige of moeilijke woorden
  • algemene of specifieke woorden
  • statische of dynamische woorden
  • veel of weinig variatie in woordgebruik
  • gebruik van verkleinwoorden



zinsniveau
  • veel korte of juist veel lange zinnen
  • veel of weinig bijzinnen of beknopte bijzinnen
  • variatie in zinsvolgorde
  • gebruik van beeldspraak
  • gebruik van stijlfiguren
  • passieve of actieve zinnen


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

zinsniveau
gebruik van dialoog
gebruik ruimtelijke beschrijvingen
grammaticale tijd (ovt, ott etc)
Volgorde van tekstelementen


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Er kraakte een trede. Haar blik is vastgepind op het stuk van het voorportaal dat ze om de steunmuur kan zien. Het is leeg, maar het trapgat ziet ze niet. Ze kijkt bliksemsnel over haar schouder, alsof ze verwacht iemand achter haar te betrappen. Er is niemand. Die vrouw. Dat gezicht. Waarom keek het haar aan met zoveel haat?


Thomas Olde Heuvelt
De volgende ochtend dan werden wij kinderen van de aanstaande verhuizing op de hoogte gesteld. Vader belastte zich ermee, neerknielend om in het gezicht van de kleinen zijn vreugd weerspiegeld te zien. Afgemat van zorg en zonde, bevend van slaapgebrek wist ik nauwelijks nog enige verrassing te tonen, maar toch was ook dit vals veinzen weer nodig om al het vorige te verhelen. 

Thomas Rozenboom

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Maak oefeningen p.66-67: 4,6,7


                                                          10 min

Slide 21 - Slide

5 min
Bespreken opdracht 4, 6, 7
 4 Thomas Roosenboom schrijft in langere zinnen en gebruikt woorden en taal die passen bij de tijd waarin zijn historische romans zich afspelen. De zinnen van Thomas Olde Heuvelt zijn korter en het taalgebruik is eenvoudiger en eigentijdser. De kortere zinnen houden het tempo erin en
voeren zo de spanning op, wat cruciaal is bij een thriller. 

 


Slide 22 - Slide

5 min
Bespreken opdracht 4, 6, 7
6 a Een cliché is voor iedereen eenvoudig te begrijpen. De NOS wil graag dat iedere kijker het journaal
kan begrijpen.
b Bij een andersomliner wordt eerst de mening van iemand gepresenteerd alsof het om een feit
gaat. Pas daarna komt de toevoeging dat iemand dat vindt of gezegd heeft.
c Bij de andersomliner is het direct duidelijk wat de belangrijkste boodschap van het nieuwsbericht is.
d Bijvoorbeeld: Het journaal gebruikt nu minder formele woorden dan in de jaren ’90. Daarnaast
lezen de nieuwslezers in de jaren ’90 het journaal zakelijk voor, zonder veel emotie. De
nieuwslezers in de jaren ’90 zitten wanneer ze het journaal presenteren. Tegenwoordig staan en
lopen de nieuwslezers bij het achtuurjournaal


Slide 23 - Slide

5 min
Bespreken opdracht 4, 6, 7
7 a Op woordniveau:
De eerste wettekst gebruikt technische termen zoals motorrijtuigen en verharde openbare wegen terwijl de tweede tekst alledaagse woorden gebruikt.
De tweede tekst gebruikt de gebiedende wijs en is daarmee erg duidelijk qua werkwoorden. De
eerste tekst is passief en daarmee ook minder dwingend qua werkwoorden.
Op zinsniveau:
De eerste tekst gebruikt één hele lange zin. De tweede gebruikt een korte zin. Daarnaast heeft de eerste zin meerdere opsommingen en uitzonderingen in bijzinnen staan. De tweede zin gebruikt alleen een opsomming.



Slide 24 - Slide

5 min
Bespreken opdracht 4, 6, 7
b Wanneer je een juridische tekst vertaalt naar begrijpelijke taal, bestaat het gevaar dat je de
dingen te veel versimpelt. Details kunnen verloren gaan en er ontstaat ruimte voor interpretatie.
Terwijl een juridische tekst eenduidig moet zijn. Bijvoorbeeld: ‘vermijd bebouwing’ en ‘vermijd
aaneengesloten bebouwing’ kan een wezenlijk betekenis verschil opleveren.
c Nee, de tekst van veiligvliegen.nl noemt bijvoorbeeld alleen autowegen en autosnelwegen.
Wegen binnen de bebouwde kom waar je harder mag rijden dan 30 kilometer per uur en wegen
buiten de bebouwde kom waar je harder mag rijden dan 60 kilometer per uur worden in deze zin
niet meer genoemd, terwijl ze wel indirect besproken worden in de oorspronkelijk wettekst.




Slide 25 - Slide

5 min
Bespreken opdracht 4, 6, 7
d Bijvoorbeeld:
Je mag niet vliegen boven aaneengesloten bebouwing, mensenmenigten en spoorlijnen. Ook mag je maar beperkt vliegen boven wegen. Je mag alleen vliegen boven wegen in zones waar je 30 kilometer per uur mag rijden binnen de bebouwde kom en gebieden waar je 60 kilometer per uur mag rijden buiten de bebouwde kom. (51 woorden)




Slide 26 - Slide

5 min
Politiek en stijl

Slide 27 - Slide

5 min

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

De taal van Trump (en Wilders)

Hoe maakt hij gebruik van taal om kiezers te overtuigen? Noem een aantal voorbeelden

Slide 32 - Slide

5 min
De taal van Trump (en Wilders)
1) Eenvoudige woorden (Volgens The Guardian lijkt de taal van Trump nog het meest op het vocabulaire van een 9-jaar oud kind)
2) veel bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden
(Woorden als ‘Great’, ‘Magnificient’ en ‘Amazing’ vind je in elke speech van Trump terug. )

Slide 33 - Slide

5 min
De taal van Trump (en Wilders)
3) het wij-gevoel (alles draait om het volk; ' ‘We are transferring power from Washington, D.C. and giving it back to you, the people.’)
4) sneren (Trump is goed in het wegzetten van zijn voorgangers, zonder ze daarbij te noemen. Juist door aan elke sneer een draai te geven, en het volk op één te zetten, weet Trump de kiezers te overtuigen.)

Slide 34 - Slide

5 min
De taal van Trump (en Wilders)
5) korte zinnen (Los van of je het met de inhoud van Trump eens bent, zijn speeches zijn gemakkelijk te volgen. De syntax is verre van complex en korte zinnen voeren de boventoon.)

6) lange opsommingen (Een klassieke regel in de overtuigingsretoriek is dat een opsomming idealiter uit drie elementen bestaat. Dit zorgt er namelijk voor dat de toehoorder het wel begrijpt, maar niet afhaakt. Trump gebruikt langere opsommingen. ‘We will bring back our jobs. We will bring back our borders. We will bring back our wealth. And we will bring back our dreams,’)

Slide 35 - Slide

5 min
De taal van Trump (en Wilders)
7) Claims en hyperbolen 

Een laatste, opvallend kenmerk van Trumps taalgebruik is zijn neiging om overdreven claims en hyperbolen te gebruiken. Woorden als “beste”, “grootste”, “nooit eerder gezien”, en “totaal vernieuwend” worden vaak in zijn toespraken en berichten gebruikt. Door dingen buiten proportie op te blazen, wekt hij de indruk van grootsheid en ongeëvenaarde prestaties, wat bijdraagt aan zijn beeld als leider die in staat is om “wonderen” te verrichten.

Slide 36 - Slide

5 min
 Taal is dus niet slechts een communicatiemiddel, maar een instrument voor macht en invloed

Slide 37 - Slide

5 min
Maak p.68-69 Oefeningen 9,10, 11, (12 Huiswerk)


                                                                                    15 minuten

Slide 38 - Slide

5 min
Vraag 9
Bijvoorbeeld: Trumpiaans is een manier van spreken die gebaseerd is op het veelvuldig toepassen
van herhaling en het aanvallen van je tegenstanders door ze zwak of dom te noemen.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Vraag 10
Naast de hyperbool worden in dit artikel genoemd: herhaling, schreeuwen, aandacht trekken,
verkopen, leugens gebruiken. 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Vraag 11
Trump is altijd iets en zichzelf aan het verkopen. Hij gebruikt daarvoor marketingstrategieën zoals herhaling en het trekken van de aandacht om je hersenen te beïnvloeden.b Bijvoorbeeld: Trump bereikt volgens mij zijn doel. Door jou te wijzen op de fouten van anderen, word je daar boos over en weet hij je af te leiden van zijn eigen zwaktes. Daarnaast trekt Trump de aandacht naar zichzelf toe als het wel goed gaat.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk voor volgende week

De bevindingen presenteer je ook in groepjes van vier kort voor de klas

Opdracht Edgar Caïro 
Opdracht 12

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Begrijpelijk formuleren H11 Kern

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Doel van de les
Aan het eind van deze les:
- Weet je hoe zinslengte, zinsbouw en woordkeuze van invloed zijn op de begrijpelijkheid van een tekst.
- Kan je bepalen voor wie een tekst geschreven is en beoordelen of de tekst begrijpelijk is voor de lezer.
- Kan je teksten herschrijven in begrijpelijke taal.
- Kan je zelf een begrijpelijke tekst schrijven en onderzoek doen naar de begrijpelijkheid van een tekst.

Slide 44 - Slide

5 min

Bespreken huiswerk
Opdracht Edgar Caïro
Opdracht 12 

Presenteren

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Waaraan denk je bij begrijpelijk formuleren? Wat zijn elementen daarvan?

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

De theorie
  • Zinslengte
  • Kern bij elkaar
  • Tangconstructie
  • Lijdende vorm
  • Lastige woorden
  • Tangconstructie
  • Lijdende vorm

Slide 47 - Slide

5 min
Bespreking opdracht 1 en 2 
Opdracht 1
  1. Voor een vakblad gebruik je jargon en ga je uit van voorkennis bij je publiek. Bij een patiëntenfolder gebruik je beperkt jargon en moet je het jargon dat je gebruikt uitleggen. 
  2.  Daarnaast mag je niet zomaar aannemen dat patiënten voldoende voorkennis hebben om alles te begrijpen. 
  3. Bij een tekst voor een patiëntenfolder moet je daarnaast eenvoudig formuleren. Patiënten zullen op verschillende taalniveaus lezen, terwijl de lezers van een medisch vakblad waarschijnlijk op een hoog taalniveau lezen.

Slide 48 - Slide

5 min
Bespreking opdracht 1 en 2 
Opdracht 2
  • a Bijvoorbeeld:
  1. Deze zin is heel erg lang.
  2. In deze zin staat een erg lange tangconstructie waardoor de lezer ‘deze stad’ al vergeten is wanneer hij bij ‘Sint-Petersburg’ is.
  3. In deze zin staat de kern niet bij elkaar. De vergelijking tussen Sint-Petersburg en Florence wordt pas aan het einde duidelijk.

Slide 49 - Slide

5 min
Bespreking opdracht 1 en 2 
Opdracht 2
  • b Bijvoorbeeld
  • Sint-Petersburg was mooier geweest dan Florence, wanneer deze eerste op een andere breedtegraad had gelegen. (15 woorden)
  1. c Bijvoorbeeld: Ik vind het terecht dat deze zin gewonnen heeft, omdat het een heel indringend beeld oproept van een stad. Dat je er pas gaandeweg achter komt om welke stad het gaat en wat de precieze boodschap van de schrijver is, maakt het ‘spannend’ en verrassend om te lezen. Of: Ik vind het niet terecht dat deze zin gewonnen heeft omdat hij erg moeilijk te lezen is. Waarschijnlijk begrijp je dit niet na één keer lezen.

Slide 50 - Slide

5 min