Formuleren §2 - Verbanden tussen zinnen

Welkom!


Leg op je tafel:
- Leesboek 
- Nieuw Nederlands
- Schrift
- Pen

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!


Leg op je tafel:
- Leesboek 
- Nieuw Nederlands
- Schrift
- Pen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doelen 
Aan het einde van de les kun je...

Signaalwoorden vinden in een zin en het daarbij behorende verband benoemen.
Signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen aan te geven.


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht
Voeg de twee zinnen samen met een verbindingswoord/signaalwoord.

Ik kleed me heel mooi aan.
Ik ga naar een feest.

Vb.: Ik kleed me heel mooi aan, voordat ik naar een feest ga.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden
  1. Ik kleed me heel mooi aan, want ik ga naar een feest.
  2. Ik kleed me heel mooi aan, voordat ik naar een feest ga.
  3. Ik kleed me heel mooi aan, als ik naar een feest ga.
  4. Wanneer ik naar een feest ga, kleed ik me heel mooi aan.
  5. Voordat ik naar een feest ga, kleed ik me heel mooi aan.
  6. Ik ga naar een feest, dus ik kleed me heel mooi aan.
  7. Ik ga naar een feest en ik kleed me heel mooi aan.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Verbanden tussen zinnen
Opsomming:
Bij de supermarkt heb ik appels, brood en tomaten gehaald. Ook heb ik vis gehaald voor het eten vanavond.
Signaalwoorden: om te beginnen, en, ook, verder, ten slotte.

Tegenstelling:
Ik houd van appels, maar niet van peren. 
Signaalwoorden: echter, maar, toch, daarentegen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Verbanden tussen zinnen
Tijdsverloop (chronologie):
Vandaag ben ik eerst naar de tandarts geweest, toen naar de supermarkt en ik ben uiteindelijk bij de koffiebar geëindigd.
Signaalwoorden: eerst, daarna, nadat, nu, vervolgens, voordat, uiteindelijk.

Oorzaak-gevolg:
Doordat ik mijn wekker niet had gezet, ben ik nu te laat op werk. 
Signaalwoorden: daardoor, door, doordat.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Verbanden tussen zinnen
Reden:
Ik heb een onvoldoende voor de toets, omdat ik niet heb geleerd. 
Signaalwoorden: omdat, namelijk, want, immers.

Voorbeeld:
Ik houd van extreme sporten, zoals parachutespringen en karten.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Verbanden tussen zinnen
Conclusie/samenvatting:
Ik heb vandaag gesport en ik ben op de fiets naar oma gegaan. Kortom, ik heb een sportieve dag gehad.
Signaalwoorden: daarom, dus, kortom, al met al.

Voorwaarde:
Je mag mee naar het pretpark, tenzij je je huiswerk niet af hebt.
Signaalwoorden: als (...dan), wanneer, tenzij.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Oefenen

Slide 10 - Slide

1. daardoor = oorzaak/gevolg
2. zoals = voorbeeld
3. namelijk = reden
4. vroeger = tijdsverloop, maar = tegenstelling
5. als = voorwaarde
6. ook = opsomming
Antwoorden
1. oorzaak en gevolg - daardoor
2. voorbeeld - zoals
3. reden - namelijk
4. tegenstelling - maar
5. voorwaarde - als
6. opsomming - ook

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag
Formuleren §2 - Verbanden tussen zinnen
Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 232-233).

Klaar?
Kijk je werk na en ga verder met het huiswerk voor Nederlands.


Slide 12 - Slide

This item has no instructions