Lees 2.4 en maak de opdracht in jouw werkboekje.
Het probleem: Het is donderdag. Je hebt komende dinsdag voor Engels een belangrijke toets voor wiskunde moet je maandag het hele hoofdstuk gemaakt hebben en voor gym moet je nog een shirt kopen. Je broertje is jarig en viert dit weekend zijn verjaardag. Oh! En je moet nog een cadeautje voor hem halen..