Klas 2 - Chapter 4 - les B

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Chapter 4 - Lesson B 

Shopping & adverbs of frequency

Goal

At the end of this class,

- I can use the adverbs of frequency

- I know more about 'shopping'

https:

Bijwoorden van frequentie

Bijwoorden van frequentie

  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

Bijwoorden van frequentie

  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

Bijwoorden van frequentie

  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor

Bijwoorden van frequentie

  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor

- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen

Bijwoorden van frequentie

  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor

- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen

- Is het w.w. een vorm van 'to be'? bijwoord staat erachter

Bijwoorden van frequentie

  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor

- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen

- Is het w.w. een vorm van 'to be'? bijwoord staat erachter

                     (am, are, is, was, were)

Dus....

1 werkwoord:                         We always took the bus to school. 

(adverb ervoor) 

2 werkwoorden:                   I have never been to the USA.

(adverb er tussen)

am/are/is:                                 He is often late! 

(adverb er achter)

Adverbs:
We always wear pink on Wednesdays.

1. Correct
2. Incorrect

Adverbs:
He walks his dog rarely.

1. right
2. wrong

Adverbs:
We go never swimming.

1. right
2. wrong

Adverbs
He is happy always.

1. correct
2. incorrect

adverbs
We are usually on time for class.

1. correct
2. incorrect

Adverbs:
Welke zin is correct?

1. My father goes always fishing.
2. My father always goes fishing.
3. My father goes fishing always.
4. Always my father goes fishing.

Shop till you drop

How many times did you go shopping before the lockdown?

At least once a week.

As often as I could.

Maybe once a month

A couple of times a year is enough

Never, my mom does all my shopping.

What is your favourite shop?

When something was "a bargain", it was...

1. very expensive
2. very old
3. very cheap
4. very useless

What does it mean when something is "on sale"

1. you pay more than you did before
2. you pay less than you did before
3. the shop is closing down
4. you pay the same as you did before

What is a sales assistant's most important task?

1. to sit behind the cash register all day long
2. to clean the store
3. to help you find what you need in the store
4. to sell things that are for sale

Vertaal de volgende zin:
Where is my shopping basket?

What is "change"?

Vertaal de zin:
I heat up the frozen meal.

to queue

item(s) 

price tag

cashier

check-out

counter

to deliver

to pay by card

bargain

Start reading, please.