VWO 4 Frans week 7 werkwoorden -ir + recevoir, boire, connaitre en devoir

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

VWO 4 Frans week 7 

1HV1 Première leçon

Les objectifs :

* Je kent de trappen van vergelijking

* Je kent de regelmatige werkwoorden op -ir

* Je kent de onregelmatige werkwoorden boire, connaître, devoir, recevoir.

Le programme :
Apprendre: 

Manuel p. 74 et 80

Faire: (=doen/ maken)

Ex. 18, 20 (vanaf p.73)

Bonjour! Bienvenue à la semaine sept!

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Remettre les lettres de la dernière semaine
• Répéter le dernier cours
• LessonUp verbes -ir +  boire, connaître, devoir, recevoir.
• Travailler au niveau
• Faire les devoirs: Ex. 18, 20 (vanaf p.73)
• Réflexion du cours

Répéter le dernier cours 

Wat hebben we vorige keer ook alweer geleerd?

Het rad geeft de beurt!

GEEF EEN VOORBEELD VAN EEN FRANS SIGNAALWOORD:

• Bevestiging :
  
• Nadruk:
• Tegenstelling:
• Gevolg/conclusie:

 

• Vertaal: Karim is sterker dan Jean
• Vertaal: Die auto's zijn het duurst.
• Vertaal: Wie rijdt het langzaamst?

Remettre 

Leçon 2 partie 1

Les lettres de la dernière semaine

**Gevolg/conclusie**:

- Alors (Dus)

- Donc (Dus)

- C’est pourquoi (Dat is waarom)

**Reden/oorzaak/verklaring**:

- Car (Want)

- Parce que (Omdat)

- En effet (Inderdaad)

**Toelichting/vergelijking**:

- Par exemple (Bijvoorbeeld)

- Ainsi que (Evenals)

- Comme (Zoals)

**Uitbreiding/opsomming/keuze**:

- Davantage (Meer)

- En plus (Bovendien)

- Enfin (Tenslotte)

**Bevestiging**:

- Avec raison (Met reden)

- Sans doute (Zonder twijfel)

- En effet (Inderdaad)

**Nadruk**:

- Même (Zelfs)

- Évidemment (Vanzelfsprekend)

- Aussi (Ook)

**Tegenstelling**:

- Malgré (Ondanks)

- Néanmoins (Niettemin)

- Cependant (Echter)

Signaalwoorden per categorie

noem zoveel mogelijk regelmarige werkwoorden op -ir

Sleep de regelmatige- en onregelmatige werkwoorden naar het juiste vakje...!

regelmatig werkwoord

onregelmatig werkwoord

finir

connaître

grandir

boire

choisir

devoir

réagir

réussir

recevoir

Regelmatige werkwoorden 

op IR

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

ISSONS

ISSEZ

ISSENT

IT

IS

IS

Mon voisin ........(kiest) d'émigrer au Canada.

1. finit
2. rougit
3. choisit
4. agit

tu..............(hebt beëindigd) tes devoirs?

1. as fini
2. ai fini
3. a finit
4. as finit

Nous................(zijn opgegroeid)
aux Pays-Bas

1. sommes grandi
2. sommes grandis
3. avons grandi
4. avons grandis

L'unicef ........(handelt) pour les enfants pauvres dans le monde.

1. agis
2. agit
3. agir
4. agissez

Il faut....................(invullen) la formulaire

1. remplis
2. remplir
3. remplit
4. rempli

recevoir

1. verbieden
2. ontvangen
3. worden
4. voorstellen

Je ........
recevoir présent

1. recois
2. reçoit
3. receve
4. reçois

Tu ...................(recevoir)

futur

1. recois
2. recevais
3. recevras
4. reçois

boire

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

buvez                

bois                  

bois

 boit                            

buvons

boivent

Welke tijd krijg je bij het woord 'demain'?

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur

Welke tijd krijg je bij het woord 'hier'?

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur

Welke tijd krijg je bij het woord 'autrefois'?

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur

Welke tijd krijg je bij 'en 2018'?

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur

Welke tijd krijg je bij 'hier soir'?

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur

Mijn resultaat was;

😒🙁😐🙂😃

Travailler au niveau / differentiëren

slecht: fais exercice 18E page 99 en gebruik het werkwoordenschema

gemiddeld: fais exercice 18F page 99 en oefen verder met verbuga

makkelijk: fais exercice 18G page 99

Fin du cours

1. Samenvatting van de les 

Vandaag hebben we de regelmatige werkwoorden op ir herhaald.

2. Korte check met een vraag of opdracht 

Wie kan een zin maken met een werkwoord op ir? Rad laten draaien?

3. Positieve feedback 

Wat ging er goed deze les?

4. Vooruitblik en afsluiting 

De volgende les gaan we grammatica doen: het vragend voornaamwoord