This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
S.O. Geschiedenis H.4: Paragraaf 1, 2.
Toetsnorm: Klein weging 2X!
Niveau: 1 mavo
Boek:Geschiedeniswerkplaats
Onderwerp:Tijdvak 4: Steden en Staten.
Punten: 50
Vragen: 26
Slide 1 - Slide
Leerdoelen: Je kan beschrijven
- Hoe in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving ontstond.
- Hoe de economie zich ontwikkelde.
- Hoe ambachtslieden samenwerkten.
- Hoe steden stadsrechten kregen.
- Hoe burgers hun stad bestuurden.
Slide 2 - Slide
Maak de toets zelfstandig en alleen!
Slide 3 - Slide
Sleep
Bij sleepvragen
de onderdelen naar het juiste vak.
Slide 4 - Slide
Let op:
Door...
Op de bron te klikken wordt deze vergroot!
Slide 5 - Slide
Veel succes!
Slide 6 - Slide
Paragraaf 4.1: Woonplaats en werkplaats!
Slide 7 - Slide
Kennis vragen.
Slide 8 - Slide
Deze toets gaat over het tijdvak 'Steden & Staten'.
Van wanneer tot wanneer duurt dit tijdvak?
A
Van 500 tot 1500
B
Van 1000 tot 1500
C
Van 500 tot 1000
D
Van 1500 tot 1600
Slide 9 - Quiz
In de tijd van steden en staten lukte het de boeren om steeds meer voedsel op het land te verbouwen. Noem 2 nieuwe technieken die werden gebruikt!
Slide 10 - Open question
Steden ontstonden op de plek waar ................ waren. Welk woordje moet op de stippellijn staan?
A
Akkers
B
Ambachtslieden
C
Markten
D
Boeren
Slide 11 - Quiz
Niet goed voor de oogst
Goed voor de oogst
Sleep naar de goede plek
IJzeren ploeg. Met deze ploeg komen aardappels dieper in de grond, dus kunnen ze beter groeien.
Braak liggende grond. Deze grond laat je een jaar rusten.
Mest. Door mest op het land te strooien groeit het gewas beter.
Heel veel verbouwen op hetzelfde land.
Door veel te zaaien heb je veel planten.
Slide 12 - Drag question
Hoe kon een middeleeuwse handelsnederzetting een echte stad worden?
A
Door de koning te vragen om een burgemeester te benoemen
B
Door stadsmuren te bouwen en zich onafhankelijk te verklaren
C
Door stadsrechten te kopen van de heer van het gebied
D
Door zich aan te sluiten bij een stedenbond, zoals de Hanze
Slide 13 - Quiz
De Hanzesteden werkten samen om de internationale handel gemakkelijker te maken. Leg uit hoe ze dat deden.
Slide 14 - Open question
Vul in. Tussen het jaar 1000 en 1347 groeide de Europese bevolking enorm, van zo’n 42 miljoen mensen naar zo’n 73 miljoen. Dit kwam door de verbeteringen in de landbouw en de toename van de landbouwgrond. Dit zorgde er bovendien voor dat niet iedereen meer op het land hoefde te werken. Een deel van de mensen ging aan de slag als handelaar of..................................., bijvoorbeeld als timmerman, edelsmid of broodbakker
A
Ambachtsman
B
Boer
C
Smid
D
Handelaar
Slide 15 - Quiz
Welke zin over een gilde is juist?
A
Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep.
B
Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht.
C
Niet alle ambachten hadden een eigen gilde.
D
Geen van de zinnen is juist.
Slide 16 - Quiz
Wat is de juiste volgorde waarin je in de middeleeuwen een beroep leerde?
Zet stap 1 bovenaan, en werk daarna naar beneden toe.
1
2
3
Leerling
Meester
Meesterproef
Slide 17 - Drag question
Vragen:
Historische vaardigheden
Slide 18 - Slide
Bekijk het plaatje. Het tijdvak 'Steden & Staten' gaat over de opkomst van de handel en het ontstaan van steden. Het verhaal van Jacob de Rijke past hier goed bij, want:
A
Hij gebruikte zijn geld om een groot bankbedrijf op te zetten.
B
Hij kwam uit de Duitse stad Augsburg.
C
Hij was een van de rijkste mensen uit de geschiedenis.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 19 - Quiz
Bestudeer de bron. In de tijd van steden en staten ontstond in Nederland een landbouwstedelijke samenleving. Gaat de bron over een oorzaak of over een gevolg van die ontwikkeling?
A
Een oorzaak
B
Een gevolg
Slide 20 - Quiz
Lees eerst de onderstaande 4 feiten (A t/m D) door.
A Handelaren en ambachtslieden gingen in steden wonen. B De landbouw bracht meer op. C De bevolking groeide. D Boeren verbeterden hun landbouwtechnieken.
Welke uitspraak is juist?
A
Feit A is gevolg van feit D.
B
Feit A is oorzaak van feit C.
C
Feit B is oorzaak van feit D.
D
Feit C is oorzaak van feit B.
Slide 21 - Quiz
Lees de vier zinnen over gilden in het tijdvak Steden & Staten. Welke uitspraak
is juist en welke onjuist?
A Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep. B Ambachtslieden werkten samen in gilden. C Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht. D Gildeleden hielpen elkaar niet bij ongelukken.
A
A= juist, B= juist,
C= onjuist, D= onjuist
B
A= onjuist, B= juist,
C= onjuist, D= onjuist
C
A= juist, B= onjuist,
C= onjuist, D= onjuist
D
A= juist, B= juist,
C= juist, D= onjuist
Slide 22 - Quiz
Lees de bron! Op de markten was er vraag en aanbod.
Kies de twee zinnen die daarbij passen.
A
A en C
B
C en D
C
B en C
D
A en D
Slide 23 - Quiz
Lees onderstaande vier feiten: A. De bevolking groeide; B. Landbouwgronden werden uitgebreid; C. Landbouwmethodes werden verbeterd; D. Meer landbouwproducten werden verkocht.
Feit D is een oorzaak van....
A
A.
B
B.
C
C.
D
D.
Slide 24 - Quiz
Gebruik de bron
Steden werden niet zomaar ergens gebouwd. Mensen die een stad gingen bouwen, zochten naar een goede plek.
➤ Welke voorwaarde zie je terug in de tekst? Leg je antwoord uit.
Gebruik de bron
Slide 25 - Open question
Lees onderstaande drie zinnen. Kies steeds het juiste woord:
1. Burgers kochten stadsrechten van een heer / rechter. 2. Hierdoor regelden ze meer / minder voor hun bestuur en rechtspraak.
A
1. heer, 2. meer
B
1. rechter, 2. minder
C
1. heer, 2. minder,
D
1. rechter, 2. meer
Slide 26 - Quiz
Paragraaf 4.2: Zelfstandige burgers!
Slide 27 - Slide
Kennis vragen.
Slide 28 - Slide
Bestudeer de foto en de vier stadsrechten. Met welk stadsrecht heeft deze foto te maken?
A
Stadsmuren bouwen.
B
Verharde wegen aanleggen.
C
Volgens eigen stadswetten rechtspreken.
D
Zelf de stad besturen.
Slide 29 - Quiz
Wat betekent de zin: 'Stadslucht maakt vrij!'?
A
De stad kon zich vrijkopen.
B
Je was niet meer afhankelijk van de plichten van de heer.
C
De stadslucht was van betere kwaliteit dan op het platteland
D
De heer kon in zijn steden vrij rondlopen.
Slide 30 - Quiz
Waar
Niet waar
Schepenen gaven stadsrechten weg aan steden.
Niemand controleerde het werk van de burgemeester.
Rijke stadsbewoners vormden de burgerij.
Stadsbewoners regelden hun eigen bestuur en rechtspraak.
Slide 31 - Drag question
Hoe kon een middeleeuwse handelsnederzetting een echte stad worden?
A
door de koning te vragen om een burgemeester te benoemen
B
door stadsmuren te bouwen en zich onafhankelijk te verklaren
C
door stadsrechten te kopen van de heer van het gebied
D
door zich aan te sluiten bij een stedenbond, zoals de Hanze
Slide 32 - Quiz
Welke zinnen over het tijdvak 'steden & staten' zijn juist?
1 De burgemeester bestuurde de stad in zijn eentje. 2 De stad werd bestuurd vanuit het raadhuis. 3 De vroedschap controleerde de burgemeesters. 4 Het ambt van burgemeester was erfelijk.
A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
Alleen 4
Slide 33 - Quiz
Leg uit wat de vroedschap was.
Slide 34 - Open question
Vragen:
Historische vaardigheden
Slide 35 - Slide
Gebruik de bron. Vergelijk het bestuur van een stad uit de tijd van steden en staten met het bestuur van een gemeente tegenwoordig. Noteer een verschil.
Slide 36 - Open question
Oorzaken ontstaan van steden
Gevolgen ontstaan van steden
Geldeconomie
Uitvindingen landbouw
Oprichting Hanze
Toenemende handel
Ontstaan marktplaatsen
Ontstaan ambachten
Kopen van stadsrechten
Slide 37 - Drag question
Zet de gebeurtenissen in goede tijdsvolgorde
Bij markten groeide dorpen uit tot steden.
Er ontstonden markten op kruispunten van wegen en/ of rivieren.
Steden gingen samenwerken in de Hanze.
Steeds meer grond werd voor landbouw geschikt gemaakt.