What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Lezen bespreking proeftoets
LEZEN hoofdstuk 4.3
In deze les:
-
bespreken we de antwoorden van de proeftoets van gisteren
- oefenen we nog even met de leerteksten van deze paragraaf
- Krijg je een bonuspunt voor jouw echte toets?
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
LEZEN hoofdstuk 4.3
In deze les:
-
bespreken we de antwoorden van de proeftoets van gisteren
- oefenen we nog even met de leerteksten van deze paragraaf
- Krijg je een bonuspunt voor jouw echte toets?
Slide 1 - Slide
Lezen hfdst. 4.3
Bespreking antwoorden proeftoets
Slide 2 - Slide
HOE?
- Kijk na met het stencil met de leerteksten
-Corrigeer jouw eventuele fouten
- Heb je nog vragen? Steek je vinger op.
S U C C E S!
Slide 3 - Slide
De volgende woorden zijn signaalwoorden van OPSOMMING.
A
ten eerste, ten tweede, ook verder
B
vervolgens, toen, terwijl, ten slotte
C
kwadraat, breuk, deelsom, optelsom
D
plus, min, eraf, erbij, keer
Slide 4 - Quiz
Met 'beeld en opmaak' bij een tekst bedoelen we:
A
Het gebruik van plaatjes bij de tekst
B
Gebruik van verschillende letters en kleur
C
inleiding, kern en slot van een tekst
D
De verdeling van de tekst over de bladzijde
Slide 5 - Quiz
Tekstdoelen
Een reclametekst heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
Slide 6 - Quiz
De signaalwoorden van tegenstelling zijn?
A
toen en eerst
B
maar & dan
C
als & dan
D
maar & echter
Slide 7 - Quiz
Wat wordt bedoeld met LEESPUBLIEK?
A
De mensen in de zaal bij een lezing
B
Een groep lezers voor wie de tekst is geschreven
C
Bezoekers van een bibliotheek
D
Mensen op een tribune bij een voorleeswedstrijd
Slide 8 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 9 - Quiz
5. Wat zijn signaalwoorden van reden ?
A
als(...dan), indien, tenzij, wanneer
B
maar, toch, echter, desondanks, aan de ene kant .... aan de andere kant, daar staat tegenover
C
zo, bijvoorbeeld, neem nou, zoals
D
daarom, dus, omdat, want, namelijk, immers
Slide 10 - Quiz
Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren
Slide 11 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren
Slide 12 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
B
De schrijver wil informatie geven (informeren)
C
De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instrueren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)
Slide 13 - Quiz
Wat zijn signaalwoorden van conclusie?
A
ten eerste, bovendien
B
dus, kortom
C
maar, echter
D
zoals, zo
Slide 14 - Quiz
Tekstdoel?
A
instrueren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren
Slide 15 - Quiz
Ik ben klaar voor de toets!
Slide 16 - Slide
More lessons like this
Talent 4.3
May 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
2.7 Grammatica 4.3 Lezen
January 2024
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Lezen 3.3 en 4.3: opfrissen
March 2021
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
4.3 Lezen les 2 1KGT
February 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
2kader 4.3 Lezen
March 2022
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
4.3 lezen
May 2023
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Lezen 4.3 HV 16 maart
March 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
4.3 lezen
April 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2