This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
De spiegelwet
De spiegelwet
Slide 2 - Slide
hoek i = hoek t
Slide 3 - Slide
De spiegelwet
hoek van inval = hoek van terugkaatsing
Slide 4 - Slide
Spiegelbeeld v = b
Afstand van het voorwerp tot de spiegel v (voorwerpsafstand) is altijd even groot als de afstand van het spiegelbeeld tot de spiegel b (beeldafstand).
Slide 5 - Slide
Terugkaatsing via spiegelbeeld
Slide 6 - Slide
Tekenmethode spiegelwet
Slide 7 - Slide
Wat is het verschil tussen spiegelende en diffuse terugkaatsing
A
spiegelend kan alleen in een spiegel
B
spiegelend geeft een helder beeld
C
spiegelend kaatst de stralen alle kanten op
D
spiegelend kaatst de stralen in dezelfde richting terug
Slide 8 - Quiz
De jongen ziet het spiegelbeeld van de kaars in de spiegel. Kruis de juiste bewering aan over de punt van de vlam en zijn spiegelbeeld.
A
de punt van de vlam ligt iets dichter bij de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
B
de punt van de vlam ligt even ver van de spiegel als het spiegel beeld van de punt van de vlam
C
de punt van de vlam ligt iets verder weg van de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
Slide 9 - Quiz
In de figuur is getekend hoe een lichtstraal door een spiegel wordt teruggekaatst. Hoe heet de stippellijn
A
Hulplijn
B
Haakse lijn
C
Stippellijn
D
Normaal
Slide 10 - Quiz
Een zonne-energiecentrale bestaat uit een groot aantal vlakke spiegels die het zonlicht naar een oven moeten weerkaatsen. De spiegels staan op palen. Je ziet in de afbeelding de oven met het zwarte gat waar de lichtstralen heen moeten worden gestraald, drie palen met spiegels en de richting van het zonlicht. Bij welke spiegel is de hoek van inval het grootst?
A
de linkse spiegel
B
de middelste spiegel
C
de rechtse spiegel
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Video
Holle en bolle spiegels
Een bolle spiegel maakt dingen kleiner
Een holle spiegel maakt dingen groter
Slide 13 - Slide
Lichtbundels
Divergente lichtbundel: Lichtstralen bewegen uit elkaar
Convergente lichtbundel: Lichtstralen bewegen naar elkaar toe
Evenwijdige lichtbundel: Lichtstralen gaan parallel
Slide 14 - Slide
Holle en bolle spiegels
Holle spiegel:
convergerende werking
Bolle spiegel: divergerende werking
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Wat is de juiste weerkaatsing uit een holle spiegel ?
A
1
B
2
C
3
D
Geen van drie
Slide 17 - Quiz
Deze holle spiegel veroorzaakt een beeld. Wat voor beeld zul je zien?
A
Normaal spiegelbeeld
B
Vergroot spiegelbeeld
C
Verkleind spiegelbeeld
D
Geen van allen
Slide 18 - Quiz
Waarom is er hier een holle spiegel gebruikt, en geen bolle spiegel?
A
Omdat holle spiegels een divergerende werking hebben.
B
Omdat holle spiegels een convergerende werking hebben.
Slide 19 - Quiz
Deze schijnwerper bevat een lamp en spiegel. Waarom een gebogen spiegel
A
Divergente stralen uit de lamp weerkaatsen convergent diffuus
B
Convergente stralen uit de lamp weerkaatsen spiegelend evenwijdig
C
Divergente stralen uit de lamp weerkaatsen spiegelend evenwijdig
D
Convergente stralen uit de lamp weerkaatsen diffuus evenwijdig
Slide 20 - Quiz
§6.2 Lichtbreking
Slide 21 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van de les ...
weet je wat lichtbreking is;
kan je tekenen hoe een gebroken lichtstraal verder gaat.
Slide 22 - Slide
§6.2 Lichtbreking
Slide 23 - Slide
Breking van licht
Licht beweegt in rechte lijnen.
Licht breekt wanneer het in een ander medium komt.
Lichtbreking naar de normaal toe en van de normaal af.
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Lichtstralen zijn omkeerbaar.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
In de figuur is een zogenoemde prismabril getekend. Een persoon kan door naar beneden in het prisma te kijken, zien wat er voor hem gebeurt. Is de breking bij overgang 1 juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee
Slide 30 - Quiz
In de figuur is een zogenoemde prismabril getekend. Een persoon kan door naar beneden in het prisma te kijken, zien wat er voor hem gebeurt. Is de breking bij overgang 2 juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quiz
Een vis zwemt onder het wateroppervlak. Iemand bevindt zich in punt O en kijkt naar de vis. De persoon ziet de vis ...
A
dieper dan in werkelijkheid.
B
op dezelfde diepte.
C
minder diep.
Slide 32 - Quiz
Een vis zwemt onder het wateroppervlak. Iemand bevindt zich recht boven de vis en kijkt naar de vis. De persoon ziet de vis ...
A
dieper dan in werkelijkheid.
B
op dezelfde diepte.
C
minder diep.
Slide 33 - Quiz
A
In figuur A is de lichtbreking correct getekend.
B
In figuur B is de lichtbreking correct getekend.
C
In figuur C is de lichtbreking correct getekend.
D
In figuur D is de lichtbreking correct getekend.
Slide 34 - Quiz
Wanneer licht van een optisch dichte naar een optisch dunnere stof beweegt, vind er lichtbreking plaats van de normaal af.