2.4 Verteringsorganen OT2

2.4 Verteringsorganen OT2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2.4 Verteringsorganen OT2

Slide 1 - Slide

leerdoelen
*Je kunt in een afbeelding de delen van het verteringsstelsel benoemen. (Zoals op je poster)
*Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel benoemen. 

Slide 2 - Slide


Je noteert de belangrijkste begrippen en hun betekenis op je poster.

Je maakt aantekeningen over: 
1.  Het verteringsstelsel
2. Verteringsklieren
3. de bijzonderheden, bv de spieren, of namen van de sappen 

Tip: Eerst met potlood, want dan kan je nog bijschrijven en/of verbeteren.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Vertering Waarom?
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen.

Vetten, eiwitten en (veel) koolhydraten kunnen niet zomaar opgenomen worden in het bloed. Deze voedingsstoffen moeten verteerd worden.

Vitamines, mineralen en water kunnen wel direct worden opgenomen in het bloed. 
Vertering van deze stoffen is niet nodig.


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Vertering Hoe?
Vertering is het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten.
Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren
  • maagsapklieren
  • lever en afvleesklier
  • darmsapklieren (in de dunne darm)


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Long: opname zuurstof
afgifte: koolstofdioxide
2
Hart: Bloed wordt rond gepompt.
Bloed neemt verteringsproducten op
3
Lever: produceert gal
Gal emulgeert vet zodat de verteringssappen vet kunnen 'afbreken'.
Gal wordt opgeslagen in de galblaas
4
Vertering van
Maagsap verteert een deel van het voedsel (Eiwitten)
Slaat voedsel tijdelijk op. Maagportier = kringspier die open en dicht gaat.
5
Dikke darm:
Onttrekt water aan onverteerbare voedselresten
Water gaat terug naar het bloed

6
Vertering van
darmsappen verteren deel voedsel
hier neemt het bloed verteringsproducten op
Bloedvaten liggen in de darmvlokken
Groot oppervlak door darmplooien en darmvlokken
7
Slokdarm: verplaatst voedelbrij van de keelholte naar de maag
8
Milt (niet leren)
9
(Verdieping):
Nier: Filtert afvalstoffen uit je bloed die samen met water je urine vormen
Berekent of je lichaam vocht nodig heeft
Samen met het beenmerg belangrijk voor de aanmaak van rode bloedcellen
10
Urineblaas: Opslagplaats voor urine.
Daarom hoef je niet 'elke minuut' naar de wc.
6
Start koolhydraatvertering
In de mond, door het speeksel
1
Vertel wat er waar gebeurt tijdens de vertering! 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Lever
A
Verbinding tussen de lever en de galblaas naar de twaalfvingerige darm.
B
Maag
In de maag wordt eiwit verteerd.
C
Alvleesklier. De Alvleesklier maakt Alvleeskliersap.
Alvleeskliersap verteert vet, eiwit en koolhydraten.
D
Verbinding van de alvleesklier naar de twaalfvingerige darm
Verbinding van de galblaas naar de twaalfvingerige darm
D
Dunne darm. Het eerste deel (waar de maaginhoud in komt heet de twaalfvingerige darm)
F
Galbuis
H
Galblaas: 
Opslagplaats van gal
G
Wat doet gal?
Gal emulgeert vetten: Maakt van grote vetbollen kleine vetbolletjes
G

Slide 13 - Slide

Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes.

Die kleine vetdruppeltjes kunnen door bijv. het alveessap  verteerd worden. Daarna kan het verteringsproduct van het 
vet opgenomen worden in het bloed.
De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard).  
Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Welke vertering vindt plaats? Sleep naar de juiste plek.
Speeksel
koolhydraten
eiwitten
koolhydraten
eiwitten vetten
koolhydraten
eiwitten

Slide 16 - Drag question


Je noteert de belangrijkste begrippen en hun betekenis op je poster.

Je maakt aantekeningen over: 
1.  Het verteringsstelsel
2. Verteringsklieren
3. de bijzonderheden, bv de spieren, of namen van de sappen 

-> En nu mooi en overzichtelijk maken !


Slide 17 - Slide

leerdoelen
*Je kunt in een afbeelding de delen van het verteringsstelsel benoemen. (Zoals op je poster)
*Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel benoemen. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video