4.7 Grammatica (les 8 ma)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je etui
  • klascode yryox
De les start en je bent stil:
timer
1:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je etui
  • klascode yryox
De les start en je bent stil:
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhalen werkwoorden en werkwoordelijk gezegde
  • Uitleg naamwoordelijk gezegde
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les


Slide 2 - Slide

Soorten werkwoorden
ZWW zelfstandig werkwoord


HWW hulpwerkwoord

Slide 3 - Slide

Soorten werkwoorden
ZWW zelfstandig werkwoord
  • duidelijke betekenis
  • maximaal één zww per werkwoordelijk gezegde (kan in zijn eentje wg zijn)
  • voorbeeld: ik ren, ik werk, ik vergis me

HWW hulpwerkwoord
  • geen duidelijke betekenis
  • geen maximaal aantal hww per gezegde (kan niet alleen zijn)
  • voorbeeld: ik heb gerend, ik kan werken, ik moet me vergist hebben.

Slide 4 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Wat hoort daarbij?

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
  • heeft altijd een zelfstandig werkwoord (zww)
  • heeft dus een duidelijke betekenis
  • het onderwerp doet iets

  • te + hele werkwoord; aan het + hele werkwoord
  • splitsbaar werkwoord: opbellen, ik bel op

Slide 6 - Slide

Opdracht 1 pagina 148
1 Je moet de groenten van Hak hebben.
2 Wij van wc-eend adviseren wc-eend.
3 Ik durf het bijna niet te vragen, maar...
4 Zou hij even Apeldoorn hebben gebeld?
5 Aap die reclame nog eens na!

Slide 7 - Slide

Soorten werkwoorden
KWW koppelwerkwoord
  • worden, zijn, blijven (geen duidelijke betekenis)
  • hoort bij het naamwoordelijk gezegde
  • koppelt een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord aan het onderwerp
  • maximaal één per naamwoordelijk gezegde
ZWW zelfstandig werkwoord
  • duidelijke betekenis
HWW hulpwerkwoord
  • helpt bij een gezegde

Slide 8 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  • heeft altijd een koppelwerkwoord (kww) 
  • heeft altijd een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord dat iets over het onderwerp zegt
  • het onderwerp is/wordt/blijft iets
  • kww kun je wisselen

Ik ben/word/blijf een professionele duiker. 


Slide 9 - Slide

Opdracht 2b pagina 149
Ik | ben | een leuke blondine. 
Mijn haar | is | middellang. 

Slide 10 - Slide

Opdracht 3 pagina 149
1. Sommige reclames zijn hilarisch.

8.Hij heeft zijn leven lang pindakaas gegeten! 

Slide 11 - Slide

Werkmoment: maken
  1. 4.7: maak 2 en 3 af (pagina 149).
  2. Klaar? Haal het antwoordblad op en kijk na.
  3. Maak daarna 4 en 5 (pagina 150).
  4. Dit kijken we in de volgende les na.
  5. Klaar? Laat zien en doe wat voor jezelf.
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Afsluiting
  • Volgende les verder met 4.7 grammatica.
  • Neem je boek (deel b) mee. We werken in het boek.

Slide 13 - Slide

Woorden 4.5

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link