230324_H1B_spelling vervolg

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Laptop dicht.

Zet je tas op de grond.

Pak je leesboek en ga even lezen.



timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Laptop dicht.

Zet je tas op de grond.

Pak je leesboek en ga even lezen.



timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Wat gaan we doen
Vorige week
Uitleg
Afsluiten: morgen
Aan het werk

Slide 2 - Slide

Aan het eind van de les...
> kun je het voltooid deelwoord spellen
> kun je het meervoud maken van zelfstandige naamwoorden
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Spelling van:
> persoonsvorm tegenwoordige tijd
> persoonsvorm verleden tijd
> sterke en zwakke werkwoorden - klankvaste en klankveranderende werkwoorden
Vorige week

Slide 4 - Slide

Uitleg: voltooid deelwoord

Slide 5 - Slide

Een voltooid deelwoord staat vaak achteraan in de zin.

Heb jij tijdens de hockeytraining genoeg water gedronken?

Voltooid deelwoord - hoe herken je het?

Slide 6 - Slide

Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be-, ver-, ont-, er- of her-.

Bijvoorbeeld: gebeurd, bedacht, verwacht, ontdekt, erkend, herkend.
Voltooid deelwoord - hoe herken je het?

Slide 7 - Slide

Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is er altijd nog minimaal één ander werkwoord aanwezig.
Dat andere werkwoord is meestal een vorm van ‘hebben’, ‘zijn’ of ‘worden’.

Ik ben van de trap gevallen.

Voltooid deelwoord - hulpwerkwoord

Slide 8 - Slide

Een voltooid deelwoord eindigt meestal op en bij de sterke werkwoorden
slapen - heeft geslapen; staan - heeft gestaan

Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.



Voltooid deelwoord - spelling

Slide 9 - Slide

Om te bepalen of het een -d of een -t wordt, kun je twee manieren gebruiken:

1. Het woord langer maken.
2. 'T KoFSCHiP X gebruiken.

Voltooid deelwoord - -d of -t ?

Slide 10 - Slide

Even checken

Slide 11 - Slide

Kies het correct gespelde woord.
Ik ben echt (verrassen)........
A
verrasd
B
verrast

Slide 12 - Quiz

Kies het correct gespelde woord.
Ik heb het niet zo (bedoelen)........
A
bedoeld
B
bedoelt

Slide 13 - Quiz

Kies het correct gespelde woord.
Hij had me een worstenbroodje (beloven)........
A
belooft
B
beloofd

Slide 14 - Quiz

Kies het correct gespelde woord.
De leerling heeft zich alles (herinneren)........
A
herinnert
B
herinnerd

Slide 15 - Quiz

Kies het correct gespelde woord.
Ik heb net (douchen)........
A
gedoucht
B
gedouchd

Slide 16 - Quiz

Vul het correct gespelde woord in.
Ik heb de de brief (faxen)........
A
gefaxt
B
gefaxd

Slide 17 - Quiz

Wat: maak opdracht 25.1, 27.1 en 27.3, 28 (blz. 75/76)
Hoe: in je schrift of op je laptop.
Zachtjes overleggen met je buur mag.
Hoe lang: 20 minuten.
Vragen: stel ze mij.
Klaar: lezen.

Niet klaar = huiswerk.
Zelf werken
timer
20:00

Slide 18 - Slide

> Herhalen leesvaardigheid.
Afsluiten: morgen

Slide 19 - Slide