Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is er altijd nog minimaal één ander werkwoord aanwezig.
Dat andere werkwoord is meestal een vorm van ‘hebben’, ‘zijn’ of ‘worden’.
Ik ben van de trap gevallen.
Slide 10 - Slide
-d, -t of -(e)n
Een voltooid deelwoord eindigt meestal op en bij de sterke werkwoorden.
slapen - heeft geslapen; staan - heeft gestaan
Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.
Slide 11 - Slide
-d of -t ?
Om te bepalen of het een -d of een -t wordt, kun je twee manieren gebruiken:
1. Het woord langer maken.
2. 'T KoFSCHiP Xgebruiken.
Slide 12 - Slide
Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling aan de gang is (iets is 'onvoltooid'; nog niet afgerond).
Slide 13 - Slide
Schrijfwijze
Het onvoltooid deelwoord kunnen we maar op 1 manier schrijven:
Hele ww + D
Rennend, zwemmend, wandelend, lachend
Slide 14 - Slide
Pak je laptop
En ga naar LessonUp
Slide 15 - Slide
Wat is het voltooid deelwoord? Mijn broer heeft gisteren veel televisie gekeken.
Slide 16 - Open question
Wat is het voltooid deelwoord? Ik heb deze leerstof wel begrepen.
Slide 17 - Open question
Kies het correct gespelde woord. Ik ben echt (verrassen)........
A
verrasd
B
verrast
Slide 18 - Quiz
Kies het correct gespelde woord. Al .... (wandelen) at hij zijn broodje op.
A
wandelend
B
wandelent
Slide 19 - Quiz
Kies het correct gespelde woord. Ik heb het niet zo (bedoelen)........
A
bedoeld
B
bedoelt
Slide 20 - Quiz
Kies het correct gespelde woord. Hij had me een worstenbroodje (beloven)........
A
belooft
B
beloofd
Slide 21 - Quiz
Kies het correct gespelde woord. Vrolijk .... (lachen) stapten de kinderen uit de bus.
A
lachend
B
lachent
Slide 22 - Quiz
Noteer het voltooid deelwoord. Hij heeft de wedstrijd (winnen)........
Slide 23 - Open question
Noteer het voltooid deelwoord. Bas had al zijn huiswerk (maken)........
Slide 24 - Open question
Noteer het voltooid deelwoord. Mark heeft een lang verhaal (vertellen)........
Slide 25 - Open question
Noteer het onvoltooid deelwoord. Bart reist ... (zeilen) de wereld over
Slide 26 - Open question
Noteer het voltooid deelwoord. Het kaarsje heeft de hele middag (branden)........
Slide 27 - Open question
Noteer het vd. Heeft Saar haar werk (voltooien).....?
Slide 28 - Open question
Kies het correct gespelde woord. De leerling heeft zich alles (herinneren)........
A
herinnert
B
herinnerd
Slide 29 - Quiz
Kies het correct gespelde woord. Ik heb net (douchen)........
A
gedoucht
B
gedouchd
Slide 30 - Quiz
Vul het correct gespelde woord in. Ik heb de de brief (faxen)........
A
gefaxt
B
gefaxd
Slide 31 - Quiz
Aan de slag
Maak de opdrachten van H4 Werkwoordspelling in de online leeromgeving (dus op je laptop). Heb je hoofdstuk 1 t/m 3 nog niet af? Maak deze opdrachten dan eerst. Maandag moet alles af zijn.