Les 4 - Molecuul binding _ Waterstofbruggen

H3 - Moleculaire stoffen
Hoofdstuk 3

§3.4
1 / 40
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H3 - Moleculaire stoffen
Hoofdstuk 3

§3.4

Slide 1 - Slide

Planning
  • Check-opdracht

  • Leerdoelen

  • Voorkennis
  • Uitleg

  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Check opdracht
  • Maak de opdracht op het blad
  • 6 minuten

  • Mag in 2-tallen
  • Gebruik BiNaS indien nodig 
  • Klaar? Lees §3.4 alvast door
  • Daarna? Kort bespreken
timer
6:00

Slide 3 - Slide

Een covalente binding ...
A
kan alleen gevormd worden tussen edelgassen
B
wordt gevormd door een gemeenschappelijk elektronenpaar
C
wordt bepaald door het aantal elektronen in de K-schil
D
kan alleen bij atomen die lijken op edelgassen

Slide 4 - Quiz

Wat voor soort binding geeft de rode pijl aan?
A
Covalente binding
B
Molecuulbinding
C
Polair covalente binding
D
ionbinding

Slide 5 - Quiz

Hoeveel covalente bindingen kan dit atoom maximaal vormen?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 6 - Quiz

Hoeveel covalente bindingen kan zuurstof aangaan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Welke binding(en) verbreekt bij het verdampen van water?
A
Atoombinding
B
Polair covalente binding
C
Vanderwaalsbinding
D
Vanderwaalsbinding + waterstofbruggen

Slide 8 - Quiz

Kookpunt in graden Celsius
molecuulmassa in u
Sleepvraag:
In de grafiek zie je het verband tussen de molecuulmassa en het kookpunt van een stof in graden Celsius. 

Slide 9 - Drag question

Kookpunten vergelijken van 2 isomeren met molecuulformule C4H10
Hoogste kookpunt
Laagste kookpunt

Slide 10 - Drag question

Leerdoelen
□ Je kunt op microniveau uitleggen hoe de moleculen met alleen covalente bindingen (moleculaire stof) elkaar aantrekken;
o a. Je weet dat moleculen in een moleculaire stof bij elkaar gehouden worden door de molecuulbinding,
o b. Je weet wat de Vanderwaalsbinding is,
o c. Je weet dat tussen moleculen in een moleculaire stof altijd de Vanderwaalsbinding aanwezig is.
□ Je kunt de grootte van een moleculair molecuul in verbrand brengen met het kookpunt van de stof;
o a. Je weet hoe groter het molecuul, hoe krachtiger de Vanderwaalsbinding.
o b. Je weet hoe groter het contactoppervlak, hoe krachtiger de Vanderwaalsbinding.

Slide 11 - Slide

Leerdoelen
□ Je kunt op microniveau uitleggen hoe de moleculen met polaire covalente binding(en) (moleculaire stof) elkaar aantrekken;
o a. Je weet dat moleculen in een moleculaire stof bij elkaar gehouden worden door molecuulbinding,
o b. Je weet dat tussen moleculen in een moleculaire stof altijd de Vanderwaalsbinding aanwezig is,
o c. Je weet dat stoffen met een polaire covalente binding(en) een dipool-molecuul vormen
o d. Je weet dat dipool-moleculen onderling een dipool-dipool interactie aangaan,
o e. Je weet dat dipool-dipool-interactie een ‘extra’ binding, bovenop de Vanderwaalsbinding is
o f. Je weet dat stoffen met O-H & N-H groepen waterstofbruggen kunnen vormen,
o g. Je weet dat waterstofbruggen een ‘extra’ binding, bovenop de Vanderwaalsbinding.


Slide 12 - Slide

Moleculaire stoffen
  • Apolaire stoffen -> Bevatten alleen (apolaire) covalente bindingen
  • Polaire stoffen -> Bevatten polaire covalente bindingen

  • Alle moleculaire stoffen bevatten de VanderWaalsbinding
  • => De aantrekkingskracht tussen moleculen


  • Maar... de vanderwaalsbinding is een zwakke binding


Slide 13 - Slide

Bindingen tussen moleculen
Vergelijken: H2Te, 
H2Se, H2S én H2O

Slide 14 - Slide

Bindingen tussen moleculen
  • Conclusie: 
  • Het kookpunt van water is veel hoger dan op grond van uitsluitend de VanderWaalsbindingen mag worden verwacht

  • Er is dus nog iets anders aan de hand…

Slide 15 - Slide

Apolaire stoffen
  • Apolaire stoffen hebben alleen VanDerWaalsbindingen
  • => Molecuulbinding

Slide 16 - Slide

Molecuulformule:

Massa & (contact)Oppervlaktegrootte zijn van belang voor de sterkte van de VDW-binding
C5H12

Slide 17 - Slide

Polaire stoffen
  • Polaire stoffen 
  • Vormen dipool-moleculen
  • -> dipolen trekken elkaar aan
  • => dipool-dipool interactie 



Slide 18 - Slide

Dipool-dipool interactie
  • Een dipool is een molecuul waarvan de lading asymmetrisch is verdeeld. De ene kant is + en de andere kant is -
  • Dipool moleculen vormen dipool-dipool interactie
  • Deze binding is sterker dan de vanderwaalsbinding

Slide 19 - Slide

Ruimtelijke bouw en dipool
  • Er is sprake van een dipoolmolecuul als in het molecuul polaire bindingen aanwezig zijn en de ruimtelijke bouw de effecten van de polaire bindingen niet opheft.
  • Gebruik hiervoor Binas tabel 55

  • Is CO2 een dipoolmolecuul?

Slide 20 - Slide

Ruimtelijke bouw en dipool
  • Er is sprake van een dipoolmolecuul als in het molecuul polaire bindingen aanwezig zijn en de ruimtelijke bouw de effecten van de polaire bindingen niet opheft.
  • Gebruik hiervoor Binas tabel 55

  • Is CO2 een dipoolmolecuul?

Slide 21 - Slide

Waterstofbruggen
  • Het polaire watermolecuul heeft een niet gelijke ladingsverdeling

  • Daardoor is één kant een beetje positief en de ander kant een beetje negatief

  • Hierdoor ontstaat 
  • --> de waterstofbrug

Slide 22 - Slide

Waterstofbruggen
  • Indien er O-H en/of N-H groepen aanwezig zijn
  • -> Vormen waterstofbruggen 
  • => H-bruggen

  • Vorm van dipooldipool-interactie
  • Maar dan nóg sterker

  • Ook VanDerWaalsbindingen!!

Slide 23 - Slide

Waterstofbruggen

Slide 24 - Slide

Bindingen tussen moleculen - Samengevat
  • Molecuulbindingen:
  • VanderWaalsbinding (zwak*) --> Altijd bij moleculaire stoffen
  •                                                --> Zowel bij apolair als polaire 

  • Dipool-dipool interactie (sterk*) --> Dipoolmoleculen => Polaire stof
  • Waterstofbruggen (sterk*) --> N-H of O-H groep(en) => Polaire stof

* maar allemaal veel zwakker dan de atoombinding


Slide 25 - Slide

Hydrofiel en Hydrofoob
  • hydros = water
  • Filos = liefde
  • Fobos = angst

  • Moleculen die overwegend polaire bindingen hebben
  • => zijn hydrofiel. 
  • Moleculen die overwegend apolaire bindingen hebben 
  • => zijn hydrofoob.

Slide 26 - Slide

Oplosbaarheid
  • Voor oplosbaarheid geldt: Soort zoekt soort:

  • Hydrofiele stoffen mengen goed met hydrofiele stoffen en lossen goed op in water

  • Hydrofobe stoffen mengen goed met hydrofobe stoffen en lossen niet goed op in water

Slide 27 - Slide

Oplosbaarheid in water
  • Hydrofiel als: 
  • -> Polaire stof (dipool-molecuul)

  • -> 1 of meer OH- of NH-groepen (voor H-bruggen) en de rest van het molecuul is niet te groot 
  • -> Niet te groot = max 4 C's voor 1 OH of NH groep

Slide 28 - Slide

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz

Welke type bindingen komen in het molecuul voor?
A
polaire covalente atoombinding
B
apolaire covalente atoombinding
C
apolaire en polaire covalente a-binding
D
geen van genoemde

Slide 30 - Quiz

Welk deel van het molecuul is delta - (negatief) geladen
A
De C
B
De rechter H
C
De O
D
geen van genoemde

Slide 31 - Quiz

Welke type bindingen komen in het molecuul voor?
A
polaire covalente atoombinding
B
apolaire covalente atoombinding
C
Vanderwaalsbindingen
D
Waterstofbruggen

Slide 32 - Quiz

Deze stof is vloeibaar.
Welke type bindingen komen tussen de moleculen in de stof voor?
A
polaire covalente atoombinding
B
apolaire covalente atoombinding
C
Vanderwaalsbindingen
D
Waterstofbruggen

Slide 33 - Quiz

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quiz

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quiz

Aan de slag 

  • Doorlezen §3.3 + §3.4
  • Maken:
      * §3.4 => opdr. 34, 36, 38
      * §3.3 => opdr. 18, 21, 22, 26, 28, 32
 
     * §3.2 => opdr. 11, 13, 15, 16, 17
      * §3.1 => opdr. 2, 5, 8, 9



  • Eerste 5 minuten in stilte
  • Daarna fluisterend overleggen met buur of werken met muziek

  • Vraag? Steek je hand op
  • Af? => Geen huiswerk
timer
5:00

Slide 36 - Slide

Filmpje 1
VanderWaaldbinding (kort)


Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Filmpje 2
VanderWaaldbinding (uitgebreid)


Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video