Spelling - herhaling blok 6 - groep 6

Spelling
Herhaling spelling: 
Spellingscategorieën uit blok 6  




1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Spelling
Herhaling spelling: 
Spellingscategorieën uit blok 6  




Slide 1 - Slide

Doelen 
Spelling: 
  • Na de les kan ik benoemen welke spellingscategorie bij een woord hoort.
  • Na de les kan ik woorden met c, -heid en 's goed schrijven. 

Slide 2 - Slide

Even opfrissen 
  • Woorden zoals cijfer en cactus. 
  • Woorden zoals snelheid.
  • Woorden zoals 's nachts.  

We oefenen de spellingscategorieën door elkaar. 

Slide 3 - Slide

Wat hoort er bij cactus?
A
Ik hoor een e, ik schrijf een u.
B
Ik hoor een s, ik schrijf een c.
C
Ik hoor een k, ik schrijf een c.
D
er hoort geen spellingscategorie bij.

Slide 4 - Quiz

Welke spellingscategorie hoort er bij cijfer?

Slide 5 - Open question

De maand na september ...

Slide 6 - Open question

Schrijf 4 woorden met -heid

Slide 7 - Mind map

Hoeveel jaar je bent, noem je je ...

Slide 8 - Open question

De spellingscategorie van verbondenheid...
A
weetwoorden
B
jager-regel
C
regelwoorden
D
ik hoor ij, maar schrijf ei

Slide 9 - Quiz

Cavia is een...
A
bakker-regel
B
er hoort geen spellingscategorie bij
C
klankwoord
D
weetwoord

Slide 10 - Quiz

Je steekt er een kaarsje mee aan...

Slide 11 - Open question

Welk woord is fout?
A
Bezigheid
B
Activiteit
C
Conflicten
D
Creativitijd

Slide 12 - Quiz

Waar zet ik de apostrof?
Dat is de hoge komma.
A
Voor het woord
B
Voor de letter s
C
Na het woord
D
Na de letter s

Slide 13 - Quiz

Schrijf 4 woorden met 's

Slide 14 - Mind map

Welk woord is goed?
A
's woensdags
B
's ochtend
C
s' avonds
D
'snachts

Slide 15 - Quiz

Een zebra, twee ...

Slide 16 - Open question

De wereldzee noem je de ...

Slide 17 - Open question

Welke twee spellingscategorieën zitten er in het woord centimeter?

Slide 18 - Open question

Spellingscategorie van precies...
A
Ik hoor een s, ik schrijf een c.
B
Ik hoor u, ik schrijf e.
C
Ik hoor een lange klank, ik schrijf er maar één.
D
Ik hoor een k, ik schrijf een c.

Slide 19 - Quiz

Een liniaal is 30 ... lang.

Slide 20 - Open question

Ronde hutten, gemaakt van ijsblokken... (meervoud-woord)

Slide 21 - Open question

Schrijf zelf een zin met het woord: piano's

Slide 22 - Open question

Ik heb vandaag iets geleerd...
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 23 - Quiz

Dit was vandaag belangrijk:
A
Niets nieuws leren.
B
Opletten in de les.
C
Dat ik alles heb ingevuld.
D
Dat ik kan vertellen wat ik heb geleerd.

Slide 24 - Quiz

Wat heb ik vandaag geleerd? Denk aan het doel aan het begin van de les.

Slide 25 - Open question

Dit kan ik nu goed:
A
Woorden met 's schrijven.
B
Benoemen welke spellingscategorie bij een woord hoort.
C
Woorden met -heid schrijven.
D
Woorden met c schrijven.

Slide 26 - Quiz

Dit wil ik nog verder oefenen.
Er is altijd iets te oefenen...
A
Woorden met c schrijven.
B
Woorden met -heid schrijven.
C
Benoemen welke spellingscategorie bij een woord hoort.
D
Woorden met 's schrijven.

Slide 27 - Quiz

Konden we allemaal vertellen wat we hebben geleerd?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Wat ga ik doen? 
Ik maak zelfstandig les 6 uit het gele spellingsboek. 
  • Ik mag iemand anders zachtjes een vraag stellen als ik het antwoord niet weet. 
  • Ik kijk het zelf na.  
  • Ik werk aan mijn weekblad als ik klaar ben. 

Slide 29 - Slide