woordenschat en spelling

woordenschat en spelling
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

woordenschat en spelling

Slide 1 - Slide

homoniemen
1. bank
2. vorst
3. bok
4. kater

Slide 2 - Slide

homofonen
1. eis/ijs
2. hard/hart
3. mail/meel
4. pond/pont

Slide 3 - Slide

overdrijving/ironie
1. Dat heb je handig gedaan! De hele tafel zit onder de groene verf.
2. Ook al was het zomer, ik bevroor in het zwembad.
3. Leuke jongen ben jij: eerst breek je die vaas en dan lieg je erover!
4. Bastiaans achtertuin was niet groter dan een postzegel.

Slide 4 - Slide

begrijpen wat er staat
1. doelloos
2. onbedoeld
3. doel/doel
4. doelvrouw/keepster
5. doelgroep
6. doeltreffend

Slide 5 - Slide

opdracht 3, blz. 158
Hoe zijn de zinnen bedoeld?

Slide 6 - Slide

spelling
- meervouden
1. slee
2. fantasie
3. olie
4. pakket
5. druif

Slide 7 - Slide

1. abc
2. paraplu
3. shampoo
4. coupé
5. taxi
6. vip
1. vierdaagse
2. museum
3. zand
4. ei
5. kind
6. politicus

Slide 8 - Slide

verkleinwoorden
let op bij woorden die op een lange klinker eindigen:
- pyjama
- café
- paraplu

Slide 9 - Slide

afkortingen
hoofdletters
- namen van bedrijven, organisaties, landen
* BMW
met punten:
- als je de afkorting als een woord uitspreekt
* a.u.b.
zonder punten en met kleine letters:
meeste andere afkortingen
* cv
* vmbo

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

schrijf de afkortingen van de genoemde woorden correct op.

Slide 12 - Open question

tussenletter -n:
wel:
- als het eerste deel een ZN is

niet:
- als het eerste deel
* een mv op -s heeft
* een mv op -s en op -en heeft
* als het eerste deel uniek is
* als het eerste deel een versterking is
* als het eerste deel geen ZN is

tussenletter -s
- hoor je de -s, dan schrijf je de -s

Slide 13 - Slide

schrijf de samenstellingen juist op.

Slide 14 - Open question

koppelteken

- samenstelling
-klinkers vormen een klank
trema

- geen samenstelling
- verschillende lettergrepen
- verkeerde uitspraak

Slide 15 - Slide

welk woord is goed gespeld?
A
beëindigen
B
bëeindigen
C
beeïndigen
D
beëindigen

Slide 16 - Quiz

welk woord is goed gespeld?
A
karateexpert
B
coordinator
C
reünie
D
wiskundeopdracht

Slide 17 - Quiz

schrijf de woorden goed op.

Slide 18 - Open question

schrijven zonder fouten
1. Stan word opgeleid tot tkok.
2. Ik vind verpleegkunde de interessantste vervolg opleiding.
3. De brandweer liet het pand gecontroleerd uitbrandden.
4. Hoeveel heeft de actie opgebracht.

Slide 19 - Slide

werkwoordspelling
PV : TT/VT
infinitief
VD

Slide 20 - Slide