This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Cursus 7 Paragraaf 9 & 10
enkelvoudige zinnen
samengestelde zinnen
voegwoorden
Slide 1 - Slide
warming - up
Overleg eerst met elkaar
Schrijf het juiste zinsdeel op het wasbordje
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Enkelvoudige zin
Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm (pv).
Voorbeeld: Tot laat in de avond dansten (pv) de leerlingen op het schoolplein.
Slide 4 - Slide
Samengestelde zin
Een samengestelde zin is een zin met twee of meer persoonsvormen .
Voorbeeld: De scooter van Klaas werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).
Tip: verander de zin van tijd. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvormen.
Slide 5 - Slide
Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
1
B
2
C
3
Slide 6 - Quiz
Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
1
B
2
C
3
Slide 7 - Quiz
Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Het kaassouffleetje dat ik gisteren at, was niet echt lekker, doordat het niet gaar was.
A
1
B
2
C
3
Slide 8 - Quiz
Voegwoorden
Samengestelde zinnen zijn vaak aan elkaar geplakt met een voegwoord, zoals en, maar, want, omdat, terwijl, doordat. Het voegwoord kan ook aan het begin van de zin staan.
Slide 9 - Slide
Hieronder staan drie voegwoorden. Kun jij de drie voegwoorden vinden?
A
maar
B
want
C
en
D
denken
Slide 10 - Quiz
Vul het goede voegwoord in. Ik drink geen koffie, .... wel thee.
A
en
B
maar
C
want
D
of
Slide 11 - Quiz
Ik drink geen koffie, .... daar krijg ik maagpijn van.
A
en
B
maar
C
want
D
of
Slide 12 - Quiz
Maak van twee zinnen één zin.
Ik kom wel. Ik kan niet lang blijven.
Slide 13 - Open question
Maak van twee zinnen één zin.
Zullen we lopen? Zullen we met de bus gaan?
Slide 14 - Open question
Zelf proberen
Paragraaf 9: opdrachten 1 t/m 4
Paragraaf 10: opdrachten 1 t/m 4
Klaar: eigen leerroute
Slide 15 - Slide
Ik kan enkelvoudige en samengestelde zinnen van elkaar onderscheiden.
Dit leerdoel heb ik behaald.
Ik moet een beetje oefenen om dit leerdoel te behalen.