4K 6.2 Grammatica - 2

4K 6.2 Grammatica - 2
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4K 6.2 Grammatica - 2

Slide 1 - Slide

In deze paragraaf leer je:
  • samengestelde zinnen maken;
  • voegwoorden gebruiken;
  • het verschil tussen zelfstandige en hulpwerkwoorden herkennen.

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige zin
Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm (pv). 

Voorbeeld: Tot laat in de avond dansten (pv) de leerlingen op het schoolplein.

Slide 3 - Slide

Samengestelde zin
Een samengestelde zin is een zin met twee of meer persoonsvormen
Voorbeeld: De scooter van Klaas werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).

              Tip: verander de zin van tijd. De werkwoorden die     veranderen zijn persoonsvormen.

Slide 4 - Slide

Oefenen
Even een paar quizvragen om te oefenen met het vinden van het aantal persoonsvormen.

Slide 5 - Slide

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
1
B
2
C
3

Slide 6 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
1
B
2
C
3

Slide 7 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Heb je het appje dat Floris gestuurd heeft, wel gelezen?
A
1
B
2
C
3

Slide 8 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Max' boodschap kun je niet verkeerd hebben begrepen, want die was erg duidelijk!
A
1
B
2
C
3

Slide 9 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Het kaassouffleetje dat ik gisteren at, was niet echt lekker, doordat het niet gaar was.
A
1
B
2
C
3

Slide 10 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Als je hard leert, ga je over naar de derde en dan krijg je een nieuwe spelcomputer.
A
1
B
2
C
3

Slide 11 - Quiz

Noteer de persoonsvormen uit deze zin.
" Ik zat dagenlang verstopt, maar ik was niet verkouden."

Slide 12 - Open question

Voegwoorden
Samengestelde zinnen zijn vaak aan elkaar geplakt met een voegwoord, zoals en, maar, want, omdat, terwijl, doordat. Het voegwoord kan ook aan het begin van de zin staan.

Slide 13 - Slide

Hieronder staan 3 voegwoorden.
Kun jij de 3 voegwoorden vinden?
A
maar
B
want
C
en
D
denken

Slide 14 - Quiz

Vul het goede voegwoord in.
Ik drink geen koffie, .... wel thee.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 15 - Quiz

Ik drink geen koffie, .... daar krijg ik maagpijn van.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 16 - Quiz


"Zie me lachen elke keer als ik van stage loop
… klappen ze voor mij of voor mijn ego?"
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 17 - Quiz

"Rappers willen concurreren, … het lukt ze niet"

A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 18 - Quiz

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Ik ga niet zwemmen. Ik ben verkouden.

Slide 19 - Open question

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Ik kom wel. Ik kan niet lang blijven.

Slide 20 - Open question

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Mijn geld is op. Ik heb een scooter gekocht.

Slide 21 - Open question

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Zullen we lopen? Zullen we met de bus gaan?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Het werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden in de zin) kan uit meer dan één werkwoord bestaan. Maar altijd is één werkwoord het belangrijkste. Dat geeft aan wat er gedaan wordt.

  • Het zelfstandig werkwoord (zww) heb je nodig om de zin te begrijpen.
  • Een hulpwerkwoord (hww) kun je weglaten en dan begrijp je de zin nog steeds.

Slide 24 - Slide

Is 'willen' een hww of zww?
Sevaio en Soufiane willen dagelijks een gezond ontbijt.
A
zww
B
hww

Slide 25 - Quiz

Is 'ingekort' een hww of zww?
"Leven is een film, hè, totdat 'ie wordt ingekort."
A
hww
B
zww

Slide 26 - Quiz

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Morgen
wordt
het
feest
gevierd.

Slide 27 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 28 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 29 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 30 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Haar
broers
zitten
me
altijd
te 
treiteren. 

Slide 31 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 32 - Drag question

Alles duidelijk?


Maak dan opdracht 8, 9 en 10 in je boek. (pagina 97/98)

Slide 33 - Slide