What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les 1 Balansmutaties en opstellen balans
Balans opstellen/ balans mutaties
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Balans opstellen/ balans mutaties
Slide 1 - Slide
timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa
Slide 2 - Drag question
De inkoopprijs van een liniaal is 2 euro en de brutowinstopslag is 200%. Hoeveel is mijn verkoopprijs?
A
4 euro
B
2 euro
C
6 euro
D
8 euro
Slide 3 - Quiz
Bereken de verkoopprijs van deze broek
inkoopprijs= €25,90 en brutowinstopslag= 85% van de verkoopprijs.
A
€47,92
B
€30,00
C
€52,95
D
€172,67
Slide 4 - Quiz
De kostprijs van een jas is €60. De brutowinstopslag is 40% van de verkoopprijs. Wat is de consumentenprijs inc 21% BTW?
A
€84
B
€101,64
C
€91,56
D
€121,00
Slide 5 - Quiz
Eenmanszaak
Besloten vennootschap
Vennootschap onder firma
Naamloze vennootschap
Vereniging
Stichting
Donateurs
Leden
1 eigenaar
2 of meer eigenaren
Vrije aandelen
'besloten' aandelen
Slide 6 - Drag question
0
Slide 7 - Video
Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa
Slide 8 - Quiz
Even herhalen
De eerste opdracht:
Sleep de categorieën naar de juiste plek op de balans.
Slide 9 - Slide
Onder welke categorie valt een bedrijfsauto?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa
Slide 10 - Quiz
Welke stelling klopt niet ?
A
een balans is altijd in evenwicht
B
een balans is een momentopname
C
heeft een debetzijde en een creditzijde
D
wordt altijd opgemaakt op 31 december
Slide 11 - Quiz
Opdracht 2
Sleep de verschillende balansposten naar de juiste categorie.
Slide 12 - Slide
Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang
vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)
Slide 13 - Drag question
Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Balansmutaties
Veranderingen van balansposten
Slide 16 - Slide
De balans moet in balans blijven
Een
verandering
van een balanspost heeft gevolgen
Een balanspost aan
de debet
kant
daalt
en de balanspost aan de
credit
kant
daalt
met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
E
en balanspost aan
de credit kant stijgt
en de balanspost aan de
debet
kant stijgt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
OF de verandering vind binnen de debet of credit zijde plaats met een zelfde bedrag.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt cash.
Verandering activa €0 en verandering passiva €0
Slide 19 - Slide
Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,-. Ze betaalt cash €250,- en koopt de rest op rekening.
Verandering activa +€750 en verandering passiva +€750
Slide 20 - Slide
Voorbeeld
Een bedrijf koopt voorraad voor €1.000,- en betaalt op een later moment. (Ze koopt op rekening)
Verandering activa €1.000,- en verandering passiva €1.000,-
Slide 21 - Slide
Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000
Slide 22 - Quiz
Hoe ziet dit eruit?
Betaling dus bank daalt.
Crediteuren (schuld) daalt, want er wordt afgelost.
Slide 23 - Slide
Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400
Slide 24 - Quiz
Hoe ziet dit eruit?
Betaling via kas, dus kas daalt.
Er wordt voorraad gekocht, dus voorraad stijgt.
Slide 25 - Slide
Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaald per kas diverse kosten €2.200.
A
Kas -€2.200 Eigen vermogen -€2.200
B
Kas -€2.200 Kosten +€2.200
C
Kas -€2.200 Vreemd vermogen +€2.200
D
Kas +€2.200 Kosten -€2.200
Slide 26 - Quiz
Hoe ziet dit eruit?
Kosten betaald per bank, dus kas daalt.
Opbrengsten en kosten komen in het eigen vermogen terecht. Bij kosten, daalt het eigen vermogen.
Slide 27 - Slide
Welke balansmutaties vinden er plaats?
Als:
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800
Slide 28 - Quiz
Hoe ziet dit eruit?
Verschil tussen verkoop en inkoop = brutowinst
Dit komt terecht in het eigen vermogen.
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Video
More lessons like this
Herhaling hoofdstuk 3
November 2022
- Lesson with
21 slides
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Balansmutaties en opstellen balans
January 2020
- Lesson with
22 slides
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H6 Mutatiebalans
March 2023
- Lesson with
24 slides
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
De balans
May 2022
- Lesson with
23 slides
Boekhouden
MBO
Studiejaar 1
4V Beco BedrStar 2.2
November 2020
- Lesson with
22 slides
Bedrijfseconomie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Balansmutaties en opstellen balans
September 2022
- Lesson with
22 slides
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
Havo H2 Balans en RR herhalen SE pberk
January 2022
- Lesson with
32 slides
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Balans en wv rekening
November 2020
- Lesson with
30 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3