Indirecte Rede - ik denk/vind/weet dat...

Denken of vinden?
https://zichtbaarnederlands.nl/nl/verbum/denken_vinden

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Denken of vinden?
https://zichtbaarnederlands.nl/nl/verbum/denken_vinden

Slide 1 - Slide

Welke zin is goed?
A
Nadia denkt deze koffie lekker.
B
Nadia vindt deze koffie lekker.

Slide 2 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik denk dat het bijna half drie is.
B
Ik vind dat het bijna half drie is.

Slide 3 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik denk dat het examen moeilijk zal zijn.
B
Ik vind dat het examen moeilijk zal zijn.

Slide 4 - Quiz

Vinden of denken?

Welke zin is goed?
A
Ik denk dat jouw trui mooi is.
B
Ik vind jouw trui mooi.

Slide 5 - Quiz

Wat is goed?
A
Bah, ik denk dat deze soep niet te eten is.
B
Bah, ik vind dat deze soep niet te eten is.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Dirk denkt dat het vandaag niet gaat sneeuwen.
B
Dirk vindt dat het vandaag niet gaat sneeuwen.

Slide 7 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Anne denkt dit geen goed idee.
B
Anne vindt dit geen goed idee.

Slide 8 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik denk dat 10 euro voor een pizza best duur is.
B
Ik vind dat 10 euro voor een pizza best duur is.

Slide 9 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik denk dat ik deze vraag goed zal beantwoorden.
B
Ik vind dat ik deze vraag goed zal beantwoorden.

Slide 10 - Quiz

Directe en indirecte rede 

Slide 11 - Slide

Directe rede: 
Anne zegt: 
" Ik houd van lezen". 
Indirecte rede: 
Anne zegt dat ze van lezen houdt. 

Slide 12 - Slide

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Elvis zegt dat hij naar huis gaat.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 13 - Quiz

De buurman vraagt of we stil willen zijn.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 14 - Quiz

Daan zegt: " Ik voer de vissen wel".
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 15 - Quiz

Ik zeg dat ik dat niet leuk vind.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 16 - Quiz

Willem vraagt: "Mag ik wat eten?"
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 17 - Quiz

Waaraan herken je een zin in de directe rede?
A
Aan de hoofdletter aan het begin van de zin
B
Aan het vraagteken achteraan in de zin.
C
Aan de aanhalingstekens.

Slide 18 - Quiz

Een zin in de directe rede zegt precies wat iemand heeft gezegd.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz