This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Persoonsvorm:
Vraagzin / zin in een andere tijd zetten
Werkwoordelijk gezegde:
Alle werkwoorden in de zin (+ te + aan het + splitswerkwoorden) - ook de pv
Onderwerp:
Wie / wat + pv?
Lijdend voorwerp:
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? 'slachtoffertje'