hoofdstuk 4 lezen

Week 4: lezen H4 blz 142
Reclame
Column
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Week 4: lezen H4 blz 142
Reclame
Column

Slide 1 - Slide

Reclame is overal
Wat is reclame? 

Slide 2 - Slide

Reclame

Slide 3 - Mind map

Soorten reclame:
• commerciële reclame
• ideële reclame

Sluikreclame

Slide 4 - Slide

Welk woord herken je in het woord 'ideële'? Wat zou ideële reclame dan zijn?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 10 - Quiz


A
Ideële reclame
B
commerciële reclame

Slide 11 - Quiz


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 12 - Quiz


A
Ideële reclame
B
commerciële reclame

Slide 13 - Quiz


A
Ideële reclame
B
commerciële reclame

Slide 14 - Quiz


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 15 - Quiz

Wat is sluikreclame?
A
stiekeme reclame
B
reclame die duur is
C
reclame voor sluik haar

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorbeeld van sluikreclame?
A
Een inhaker van Bol.com op de relatiebreuk van Wes en Yolanthe
B
Een reclame in je Facebookoverzicht
C
Een bepaald merk frisdrank dat in beeld komt bij GTST
D
Een artikel in een tijdschrift over de voordelen van botox

Slide 17 - Quiz

Reclame
Doel: activeren
Commerciële reclame: heeft als doel om mensen tot iets over te halen om er geld aan te verdienen
Ideële reclame: heeft een idealistisch doel en probeert mensen te beïnvloeden met een boodschap over een maatschappelijk thema. 
Beeld = belangrijk!

Slide 18 - Slide

Aan de slag...
Maken opdracht  1 tot en met 6 op blz 142

Slide 19 - Slide

Deze les ga je leren...
...welke kenmerken een column heeft

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Kenmerken column
  • Verschijnt regelmatig in tijdschrift/krant (kranten hebben vaak vaste columnisten)
  • Lengte verschilt
  • Informeel en persoonlijk (‘ik’)
  • Standpunt innemen
  • Lezer verrassen
  • Tekstdoel: aan het denken zetten/informeren/amuseren/overtuigen
  • Humor
  • Actueel
  • Taalgebruik: beeldspraak en stijlfiguren
  • Inhoud is moeilijk te typeren/groeperen. Auteur bepaalt zelf waar hij over schrijft. Voorbeeld:  persoonlijke belevenissen, iets wat auteur is opgevallen, reactie op politieke of maatschappelijke zaken, iets waar auteur zich aan ergert

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Lees de (ironisch) column op de vorige slide
Hoe is een column opgebouwd?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Link

Aan de slag!
Lees de column op de vorige slide nog eens en ga op zoek naar:
  • Beeldspraak en stijlfiguren
  • Overdrijving
  • Opsomming
  • Gebruik van bijvoeglijke naamwoorden

Vul de voorbeelden in op de volgende slide.



Slide 27 - Slide

Lees de column nog eens en ga op zoek naar:
Beeldspraak en stijlfiguren
Overdrijving
Opsomming
Gebruik van bijvoeglijke naamwoorden

Slide 28 - Open question

Ik weet welke kenmerken een column heeft.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Ik weet hoe een column kan worden opgebouwd en kan een column herkennen.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz

Aan de slag!
Maak opdracht 8, 9 en 10 op blz 144 en verder.
Maak de leestaak op blz 148 en 149

Slide 31 - Slide