Week 12-2




Ejercicios 1, 2, 3, 4, 7.



Bienvenidos a la clase de Español
Meneer Gómez
Wat gaan we doen?

Capítulo 2 - PLENDA
Woensdag: Ejercicios 1, 2, 3, 4 ,7
Werkboek Páginas 32-37
Vocabulario Página 55 -56.

Vrijdag: Kleine toets woordjes 2.1


1 / 43
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson




Ejercicios 1, 2, 3, 4, 7.



Bienvenidos a la clase de Español
Meneer Gómez
Wat gaan we doen?

Capítulo 2 - PLENDA
Woensdag: Ejercicios 1, 2, 3, 4 ,7
Werkboek Páginas 32-37
Vocabulario Página 55 -56.

Vrijdag: Kleine toets woordjes 2.1


Slide 1 - Slide

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer Gomez
Viernes 22 de Noviembre de 2024

Slide 2 - Slide

Reglas de la clase
1. Eten/ drinken
2. Telefoon thuis of in de kluis
3. Chromebook opgeladen
4. Te laat komen
5. Elkaar RESPECTEREN!

Slide 3 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy? 
(Wat gaan wij vandaag doen?)
 Capítulo 2
-Quiz woordjes 2.1 (7 minutos)
-BRON D: SER/ ESTAR/ HAY (5 minutos)
-Nakijken Opdrachten 11, 12,14  (Páginas 39-40) (10 minutos)
-







.


Slide 4 - Slide

Objetivos (Leerdoelen)
Na deze les kan/ken je...
-... de werkwoorden SER en ESTAR vervoegen en gebruiken.
-... het werkwoord HAY gebruiken.
-...de persoonlijke naamwoorden in het Spaans.



Slide 5 - Slide

Terugblik
...naar vorige les

Slide 6 - Slide

Persoonlijke naamwoorden in het Spaans
Het werkwoord SER
Het werkwoord ESTAR
Het werkwoord HAY
We hebben al geleerd

Slide 7 - Slide

Persoonlijke naamwoorden in het Spaans

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Persoonlijk voornaamwoorden / Pronombres personales
ik
jij
hij
zij (enkelvoud)
u (enkelvoud)
wij
jullie
zij (meervoud)
(meervoud)
nosotros/-as
ellos
yo
usted
vosotros/-as
ellas
ella
ustedes
él

Slide 10 - Drag question

BRON D - SER / ESTAR / HAY
Página 21
.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

SER
Él es sinterklaas
Él es holandés
Él es de Holanda

Slide 13 - Slide

SER
1. _________________
2._________________
3._________________

Slide 14 - Slide

Zet de juiste vervoeging van SER in de zinnen.
Amy y Sam _____ (Ser) mis alumnas.
Charissa y yo______(Ser) amigas.
Tú________ (Ser-tú) una persona única.
Yo _______ (Ser) holandés y vivo en Apeldoorn.
Emmy y tú _____(Ser) holandesas.
son
somos
eres
soy
sois 

Slide 15 - Drag question

¡Hola! yo __________(ser) Francis. 
Él ___________ (ser) español. 
Ellos  _______________(ser) amigos. 
¿De dónde ___________ (ser) tú?
Nosotros _____ (ser) de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 16 - Drag question

Slide 17 - Slide

Estar
Nosotros estamos en la escuela.

¨en¨ betekent in/op.
la escuela: de school





Als jullie het woord "en" zien, weten jullie meteen dat het gaat over waar iemand of iets zich bevindt.
Als je wilt aangeven waar iemand of iets is, moet je "en" gebruiken.

Slide 18 - Slide

Estar
______________________________________________________________________________________________.

Slide 19 - Slide

Sleep de juiste vorm van 'estar' naar het juiste doel.
Stacy y Fiene _____ (estar) de vacaciones en Madrid.
Rick y yo______(estar) en el salón 132.
¿Tú________ (estar-tú) en casa o en el colegio?
Yo _______ (estar) en la casa de mi abuela
Lisa y tú _____(estar-vosotros) en Holanda.
están
Estamos
estás

estoy
estáis

Slide 20 - Drag question

Slide 21 - Slide

HAY
Hay una televisión en la casa.
Hay un sofá.
Hay un chico.
Hay un reloj. 

Slide 22 - Slide

HAY
¿Qué hay en la clase?

_______________________________________________________________________________________________

Slide 23 - Slide

Wat iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER

Slide 24 - Drag question

Ejercicios 12, 13c, 14
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Nosotros ____ hermanos. (SER)

Slide 26 - Open question

Mis amigos (ser)____españoles.

Slide 27 - Open question

Eric _____ (ser) de México.

Slide 28 - Open question

Él _____ (ser) holandés.

Slide 29 - Open question

Yo ........ de Holanda. (ser)

Slide 30 - Open question

Yo ___ en casa
(estar)

Slide 31 - Open question

Vul de juiste vorm in van estar:
Nosotros (estar) ____ en el instituto.

Slide 32 - Open question

Vul de juiste vorm in van estar:
¿Dónde (estar) ____ la casa?

Slide 33 - Open question

¿Dónde _____ (estar, tú)?

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Link

Slide 36 - Video

Kun je beschrijven wat je hebt geleerd of opgemerkt over Galicië in de video?

Slide 37 - Mind map

Slide 38 - Video

Heb je ooit gehoord van de Camino de Santiago de Compostela?



Sí.
No.

Slide 39 - Poll

Camino de Santiago de Compostela

De Camino de Santiago de Compostela is een lange wandelroute in Spanje. Veel mensen lopen deze route omdat het een oude en bijzondere reis is. Aan het eind kom je uit in de stad Santiago de Compostela, waar volgens verhalen een belangrijke heilige, Jakobus, begraven ligt.

Mensen doen deze wandeling om verschillende redenen: sommigen omdat het goed voelt, anderen omdat ze van wandelen houden of rustig willen nadenken. Tijdens de tocht zie je mooie natuur en ontmoet je andere wandelaars uit de hele wereld.

Slide 40 - Slide

¿Cuántas Comunidades Autónomas hay en España? 
Pues son 17 y dos ciudades autónomas que son Ceuta y Melilla.

Slide 41 - Slide


Ik weet meer over de Comunidad Galicia en Camino de Santiago de Compostela

1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 42 - Poll

¡Hasta la próxima clase!

Slide 43 - Slide