Storm, Zach en Josje verstoppen zich.
Opa zit op de bank in de kamer.
‘Eén, twee, drie…’ telt hij met zijn ogen dicht.
Zacht rent de keuken in en duikt onder de tafel.
Josje sluipt de trap op en verstopt zich in de kast onder de trap.
‘……negen, tien, wie niet weg is, is gezien!’ roept opa.
Pieter komt de keuken in en zet een tas op tafel.
Hij is de vader van Storm en Josje.
Opa komt ook de keuken binnen en kijkt rond.
‘Zoek je iets pa?’ vraagt Pieter.
‘Ja, drie kinderen,’ bromt opa.
Onder de tafel houdt Zach zijn adem in.
‘Nou ik zie hier niemand,’ zegt Pieter.
‘Dus ga ergens anders maar zoeken, graag.
Ik wil de boodschappen opbergen.’
‘Wacht even…’zegt opa.
Ineens kijkt hij onder de tafel.
‘Ha, die Zach, jij bent erbij!’ roept hij.
Zach kruipt onder de tafel uit.
‘Nu die twee anderen nog,’ zegt opa tegen hem.
Samen gaan ze naar boven.
Pieter heeft een pak wc-papier gekocht.
Hij trekt de deur van de trapkast open
En mikt het naar binnen.
Zonder te kijken.
Op het hoofd van Storm.
Die piept van schrik, ook al doet het geen pijn.
Maar dan schrikt hij nog veel erger.
Want Pieter doet de deur dicht.
En binnen in de trapkast zit geen deurknop!
Nu kan hij er niet meer uit!
Boven gluurt opa onder Josjes bed.
‘Ha, jij bent erbij!’ roep hij.
Ze lopen de trap weer af.
‘Nu Storm nog,’ zegt Josje.
‘Die jongen kan ik nooit vinden!’ moppert opa.
Toch hoeft hij deze keer niet lang te zoeken.
Iemand bonkt tegen de deur van de trapkast.
‘Help! Help! Ik kan er niet uit!’
Ze horen het allemaal, Pieter ook.
Josje trekt de kastdeur open.
Storm komt de trapkast uit.
Met een boos gezicht kijkt hij naar Pieter.
‘Jij gooide een pak wc-papier op mijn kop,’ zegt hij.
‘En daarna sloot je me op!’
‘Ja zeg, luister eens even,’ zegt Pieter.
‘Ik kon toch niet weten dat jij daar zat!’
‘Nu moet jij hem zijn, Storm,’ zegt opa.
Storm zucht en sloft naar de kamer.
Hij begint te tellen: ‘Eén, twee, drie…’
Zach en Josje trekken opa mee de trap op.
‘Kom, opa, onder het grote bed!’ zegt Zach.
‘Nee joh, dat past toch niet!’ zegt Josje.
Ze geeft opa een duwtje.
‘Ga maar achter het gordijn staan, opa.
Dat lukt nog wel met je dikke buik.’