Herhaling vwo5 H13 zenuwstelsel

H13 zenuwstelsel vwo5 
 
1 / 48
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 48 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H13 zenuwstelsel vwo5 
 

Slide 1 - Slide

De hersenen
Je hersenen bestaan uit 3 onderdelen
- de grote hersenen
- kleine hersenen
- hersenstam

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Functies hersenen
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
bewustzijn
coördinatie
pupilreflex
concentratie
fijne motoriek
ademhaling
geheugen
bloeddruk
wil
temperatuur
denken
slikbeweging
waarnemen
hartslag

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Spier
zintuig
motorisch
sensorisch
schakel

Slide 7 - Slide

kan dit een spier zijn van de rechter of de linker hand?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Indeling autonome zenuwstelsel
Orthosympathisch deel:
Beïnvloedt organen zodanig dat het activiteiten kan verrichten=gaspedaal
Parasympathisch deel: Beïnvloedt organen zodanig dat het in rust kan komen=
rempedaal

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Impulsen na adequate 
prikkels
Waar ontstaan impulsen?

Slide 13 - Slide

Impulsen
Een impuls is een soort elektrische stroom door een zenuwcel.
Een impuls is een tijdelijke wijziging van het potentiaalverschil (ladingverschil) tussen de buitenkant en de binnenkant van de zenuwcel. 
Hij begint ergens (dendriet of cellichaam) en verspreidt zich over het hele membraan van de zenuwcel richting de uiteinden van het axon.


Slide 14 - Slide

Actie
Rust

Slide 15 - Slide

Lange afstanden
Lange uitlopers hebben een myleineschede.
Deze myelineschede versnelt de impuls geleiding.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Rustpotentiaal
Bij een zenuwcel in rust is het
verschil in lading tussen de
buitenkant van de cel en de
binnenkant -70mV.
De binnenkant van de cel is 
negatief geladen ten opzichte
van de buitenkant.



Slide 18 - Slide

Rustpotentiaal - Na+-K+-pomp
BINAS 88E
Continu worden 3 
Nanaar buiten en
2 K+naar binnen 
gepompt. 
Kost energie (ATP)

Slide 19 - Slide

Na+ en K+ poorten
De membraanpotentiaal kan veranderen door het openen en sluiten van Na+ en K+ poorten (passief).
Na+ poorten kunnen openen als gevolg van:
een chemische prikkel (neurotransmitter in synaps)
een elektrische prikkel (poorten ernaast gaat open)
een mechanische prikkel (tastzintuig)

Slide 20 - Slide

Actiepotentiaal (88F)

Slide 21 - Slide

1 Rustfase

Slide 22 - Slide

2 Prikkel -> depolarisatie
Prikkel zwak:
kleine depolarisatie en herstel naar rustpotentiaal

Slide 23 - Slide

2 Drempelwaarde
Prikkel sterk genoeg:
Membraanpotentiaal naar -50mV: 
actiepotentiaal

Slide 24 - Slide

3 Actiepotentiaal
Alle Na+ poorten gaan open, cascade

Slide 25 - Slide

4 Repolarisatie
Bij 30 mV sluiten de Na+ poorten en openen de K+ poorten

Slide 26 - Slide

5 Hyperpolarisatie
K+ poorten reageren iets te traag bij bereiken rustpotentiaal

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Prikkelsterkte
De actiepotentiaal is altijd even sterk. Sterkere prikkel: hogere frequentie van actiepotentialen.

Slide 29 - Slide

Impulsrichting
Doordat volgende Na+ poorten openen als gevolg van de actiepotentiaal in de buurt 'loopt' de actiepotentiaal over het hele neuron. Van dendriet naar het uiteinde van alle axonen.

Slide 30 - Slide

Impulsrichting
Als de Na+ poorten sluiten na een actiepotentiaal van 30mV kunnen ze even niet meer geopend worden.
Deze tijd heet de absoluut refractaire periode.
Deze periode is lang genoeg om te voorkomen dat de impuls ook weer terug gaat. De impuls gaat dus altijd maar één kant op.

Slide 31 - Slide

Synapsen
synaps (BINAS 88G)
= contactpunt tussen 2 neuronen
(of tussen neuron en spier/klier)

De actiepotentiaal (het electrische signaal) moet worden doorgegeven aan de volgende zenuw.



Slide 32 - Slide

synaps-spleet
BINAS 88A, G en I

Slide 33 - Slide

BINAS 88
A,G,I

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Het effect hangt af van de neurotransmitter
Exiterende post synaptische potentiaal
EPSP ->
DEPOLARISATIE

Inhiberende post synaptische potentiaal
IPSP ->
HYPERPOLARISATIE

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

optelsom
elk neuron heeft contact met duizenden andere neuronen.


Of er een actiepotentiaal optreedt of niet hangt af van de optelsom van inhiberende en exiterende neurotransmitters

Slide 38 - Slide

Neurotransmitters:  stofjes die opgeslagen liggen in blaasjes in het axon-uiteinde. Het axonuiteinde geeft neurotransmitters af om een signaal door te geven aan andere neuronen.
  • nor-adrenaline
  • dopamine 
  • serotonine
  • GABA
  • Substantie P
  • Endorfine
  • Anandamide

Slide 39 - Slide

Veel drugs lijken wat betreft chemische structuur op neurotransmitters. Zij beïnvloeden de werking van de neurotransmitters. Dit gebeurt op verschillende manieren:
  1. De neurotransmitteruitstoot wordt vergroot of geremd (bijv. speed).
  2. De afbraak van neurotransmitters wordt tegengehouden (bijv. speed).
  3. De terugkeer naar het axon door de transporter wordt tegengehouden (bijv. cocaïne).
  4. De neurotransmitters worden geïmiteerd (bijv. cannabis).
  5. De werking van de receptor wordt geblokkeerd (bijv. ketamine).
  6. De functie van de receptor wordt veranderd (bijv. alcohol).

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Animaal zenuwstelsel
Ontvangt informatie van de zintuigen, verwerkt en koppelt op de juist manier aan je spieren
.
Grote betrokkenheid van de cortex (schors)/ grote hersenen.

Aansturing skeletspieren (bewust)

Slide 43 - Slide

Autonoom zenuwstelsel
Alle zaken die je zenuwstelsel regelt zonder dat je je hier bewust van bent: beïnvloeding van organen als darmen, hart, longen.

Grote betrokkenheid hypothalamus, hersenstam.

Aansturing gladde spieren.
 


Slide 44 - Slide

Autonoom zenuwstelsel
Bestaat uit twee delen:

Orthosympatisch zenuwstelsel: actie (gaspedaal)

Parasympatisch zenuwstelsel: rust en herstel (rempedaal)
 


Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Dubbele innervatie
Organen zitten gekoppeld aan zowel het parasympatisch als het orthosympatisch zenuwstelsel.

Parasympatische zenuwcellen geven acethylcholine af, orthosympatische zenuwcellen geven noradrenaline af. 


Slide 47 - Slide

Slide 48 - Video