Introductie - herhaling H7 en H8

Herhaling elektromagnetisme en cirkelbewegingen
Lesplanning:
  1. Opstart:
    Natuurkunde in V6
  2. Klassikaal: herhaling magneetveld en Lorentzkracht
  3. Examenopgave 'parallelle draden'
  4. Klassikaal: herhaling wet van Lenz
  5. Oefenopgave
  6. Klassikaal: herhaling cirkelbanen
  7. Oefenopgave


Huiswerk: startvragen H12

1 / 48
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Herhaling elektromagnetisme en cirkelbewegingen
Lesplanning:
  1. Opstart:
    Natuurkunde in V6
  2. Klassikaal: herhaling magneetveld en Lorentzkracht
  3. Examenopgave 'parallelle draden'
  4. Klassikaal: herhaling wet van Lenz
  5. Oefenopgave
  6. Klassikaal: herhaling cirkelbanen
  7. Oefenopgave


Huiswerk: startvragen H12

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Imme van Burg (BUG)

Slide 3 - Slide

Wie ben ik en wat verwacht ik.
Waar heb jij van genoten in de vakantie?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Een goede les ...

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Natuurkunde in VWO 6
Op naar het examen!
  • Elke les bij je:
    boek, schrift, rekenmachine, geodriehoek en binas. 
  • 3 ET's (28%) en 2 PO's (8%)
  • Oefening baart kunst.
  • Berekeningen noteren, nakijken
     en vragen stellen zijn belangrijk!

Slide 6 - Slide

Bekijken jaarplanning
In classroom
  • uitwerkingen
  • oefentoetsen, opdrachten, etc.
  • planning (studiewijzer)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions


De studiewijzer
  • Leerstof opgedeeld in leerdoelen.
  • Kies je eigen route naar het behalen van het leerdoel. 
  • Huiswerk: afronden leerdoel, check inleveren. 
  • Planning
     

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vragen?!

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Magnetisch veld
Bewegende lading zorgt voor een magnetisch veld B (T).

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Rechterhand regel
stroomdraad

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Rechterhand regel
spoel

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Waar bevindt zich de noordpool van de elektromagneet?
A
Plek A
B
Plek B
C
Plek C

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Lorentzkracht
Een bewegende lading in een magneetveld zorgt voor een Lorentzkracht FL (N). 
FL=BIl
FL=Bqv

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Rechterhand regel
Lorentzkracht

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

De lorentzkracht op het linkerdraad is ... gericht.
A
naar voren
B
naar achter
C
naar links
D
naar rechts

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Examenopgave
Parallelle draden (2013-II)
timer
20:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Demo
Race tussen een stalen en magnetische kogel.

Slide 18 - Slide

Stalen kogel en een magneetkogel in een aluminium hoekprofiel of buis (twee naast elkaar) naar beneden laten rollen. 
- bewegende magneet —> inductiestroom in het aluminium —> remmen van de kogel (lorentzkracht) 

Flux 
De magnetische flux Φ door een spoel is te zien als het aantal magnetische veldlijnen dat door de opening van een spoel gaat.

Φ=BA

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Inductie spanning
Een verandering van de magnetische flux (ΔΦ) binnen een spoel veroorzaakt een inductiespanning.
Uind=NΔtΔΦ

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wet van Lenz
meeflux en tegenflux

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Een aluminium staafje kan over een rails rollen. De twee rails zijn met elkaar verbonden door een draad met een weerstand van 0,40 Ω. De weerstand van de rest van de opstelling is te verwaarlozen. Loodrecht op deze opstelling staat een magnetisch veld: B = 5,0∙10⁻²T. 
Door een constante kracht beweegt het staafje met een constante snelheid van 2,0 m/s naar rechts. Door deze beweging ontstaat er een inductiestroom.

Oefen
opgave

Slide 22 - Slide

This item has no instructions


  1. Leg uit wat de
    oorzaak en de
    richting is van de
    elektrische stroom
    in het staafje.    
     
De staafjes, de draden en de weerstand vormen een vierkant met een oppervlakte van 64 cm².
   2. Bereken de magnetische flux door dit vierkant.

Door het rollen van het staafje wordt een inductiespanning 
opgewekt van 8,0∙10⁻³ V.
    3. Bereken de lorentzkracht op het staafje.


Oefen
opgave
timer
12:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Het projectiel beweegt naar...

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Herhaling H7 cirkelbanen

Lesplanning:

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Waarom vlieg je bij een
te hoge snelheid uit de bocht?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Eenparige cirkelbeweging

Slide 28 - Slide

Eenparige cirkelbeweging; v is constant (richting veranderd)
Hoe kan de baansnelheid bepaald worden?
Omlooptijd en baanstraal (midden van de planneet)
middelpuntzoekende kracht
Fmpz=rmv2

Slide 29 - Slide

Straal tot het middelpunt.
Waarom vlieg je bij een te hoge snelheid uit de bocht?

Slide 30 - Slide

De wrijvingskracht is kleiner dan de benodigde middelpuntzoekende kracht.
De ringen van Saturnus bestaan uit vele kleine ijs- en rotsblokken die in een baan om Saturnus bewegen. 
Laat met een formule zien dat de deeltjes in de ring dicht bij Saturnus de deeltjes verder weg telkens inhalen.
Tip
De onderstaande formules combineren tot T = ....
  • v = T / 2*pi*r²
  • F_mpz = m * v² / r

Slide 31 - Slide

Volgens T = √(r 3 x 4π 2 / (GM)) geldt dat als r kleiner wordt, dan T dan ook kleiner wordt. De deeltjes in de binnenste ringen maken dus in kortere tijd hun rondje af en halen dus telkens
deeltjes in de buitenste ringen in.

Oefenopgave
Een satelliet die door de buitenste lagen van de
atmosfeer rondcirkelt, ondervindt een kleine
wrijvingskracht. Als hij geen aandrijfmotor heeft, zal
hij daardoor in een steeds lagere baan rond de aarde
gaan cirkelen en uiteindelijk op de aarde neerstorten.
Op een bepaald moment bevindt de satelliet
zich op een hoogte van 400 km boven de aarde. 

Bepaal op dit moment het hoogteverlies per omwenteling  om de aarde. Bereken hiervoor
eerst hoe lang een omwenteling  op deze hoogte duurt. 
timer
15:00
Tip
Via F_mpz = F_g kom je tot:

T = wortel (4*pi²*r³ / (G*M))

Probeer dit zelf af te leiden. Gebruik deze afleiding vervolgens om de omlooptijd te bepalen.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Hoe rolt de bal verder?
A
A
B
B
C
C

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Een speelgoedautootje (zonder motor) komt met een bepaalde snelheid aanrijden, gaat door een looping en rijdt daarna verder. De wrijving is verwaarloosbaar. Waar is de middelpuntzoekende kracht op het autootje het grootst?
A
Plaats A
B
Plaats B
C
Plaats C

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

Wanneer je net rond gaat duwt de achtbaan bovenaan niet tegen de baan dus de baan ook niet tegen de achtbaan, er is geen normaalkracht. De middelpuntzoekende kracht is dus gelijk aan de zwaartekracht. 
Maak je de looping met een grotere snelheid, dan wil het karretje bovenin nog rechtdoor gaan dus duwt de baan terug, is er een normaalkracht en is de middelpuntzoekende kracht Fz + Fn
Huiswerk 
startvragen digitale boek

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Proton of een elektron?
A
Proton
B
Elektron

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Video

This item has no instructions

Twee satellieten P en Q draaien in cirkelbanen rond de aarde. De afstand van Q tot het middelpunt van de aarde is 2 x zo groot dan die van P. De massa van Q is 2 maal zo groot dan die van P.
De gravitatie-energie van P is –2,0∙109 J.
Hoe groot is de gravitatie-energie van Q?

A
–8,0∙10⁹ J
B
–4,0∙10⁹ J
C
–2,0∙10⁹ J
D
–1,0∙10⁹ J

Slide 47 - Quiz

Voor Q geldt: 
r 2x zo groot 🡪 Eg 2 keer zo klein
m 2 x zo groot 🡪 Eg 2 keer zo groot

Antwoord C
Van een planeet is bekend dat haar massa en haar straal elk 2 x zo groot zijn dan die van de aarde.
De grootte van de ontsnappingssnelheid vanaf het oppervlak van deze planeet vergeleken met die van het aardoppervlak is dan

A
2x zo klein
B
even groot
C
√2 keer zo klein
D
√2 keer zo groot

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions