Les 15 - Bespreken De Zelfmoordenaar en Renaissance in Nederland

'De Zelfmoordenaar' en 
renaissance in Nederland
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

'De Zelfmoordenaar' en 
renaissance in Nederland

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les hoe je een tekst analyseert aan de hand van literaire begrippen; 
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les hoe de renaissance haar intrede deed in Nederland. 

Slide 2 - Slide

De Zelfmoordenaar
Als het goed is, hebben jullie de opdrachten bij 'De Zelfmoordenaar' gemaakt. We nemen de vragen even één voor één door. 

Slide 3 - Slide

Vraag 1: 
Maak een schatting van de hoeveelheid tijd die in het verhaal verstrijkt.



Slide 4 - Slide

Vraag 1: 
Maak een schatting van de hoeveelheid tijd die in het verhaal verstrijkt.

Ongeveer een uur. 

Slide 5 - Slide

Vraag 2:
Noem de vier verhaalruimten en omschrijf kort hun betekenis voor de hoofdfiguur.



Slide 6 - Slide

Vraag 2:
Noem de vier verhaalruimten en omschrijf kort hun betekenis voor de hoofdfiguur.

Zijn woning: geen thuis
Schuur: thuis
Gekkenhuis: gewenst thuis
Huis van de buren: alarmfunctie

Slide 7 - Slide

Vraag 3: 
Typeer het karakter van de hij-figuur aan de hand van drie gegevens uit de tekst en geef door een bijvoeglijk naamwoord aan welke karakteristiek je in elk citaat ziet.




Slide 8 - Slide

Vraag 3: 
Typeer het karakter van de hij-figuur aan de hand van drie gegevens uit de tekst en geef door een bijvoeglijk naamwoord aan welke karakteristiek je in elk citaat ziet.


Berekend: regel 23 (de buren zijn thuis; hij had alles goed overdacht)
Ondernemend / ijverig / handig: regel 28-30 (hij had alles zelf getimmerd: de schuur, tafel etc.)
Bang / angstig: regel 7, 11-14, 39-41 (bang om drank te kopen, bang om betrapt te worden door zijn vrouw: heeft zij een vermoeden, bang om betrapt te worden bij het drinken)


Slide 9 - Slide

Vraag 4:
Typeer het karakter van de vrouw aan de hand van twee gegevens uit de tekst en geef door een bijvoeglijk naamwoord aan welke karakteristiek je in elk citaat ziet.

Kijverig / bazig / dominant: regel 13-14, 29-30, 44-45, 
Furieus / woedend: regel 74-77


Slide 10 - Slide

Vraag 4:
Typeer het karakter van de vrouw aan de hand van twee gegevens uit de tekst en geef door een bijvoeglijk naamwoord aan welke karakteristiek je in elk citaat ziet.



Slide 11 - Slide

Vraag 5: 
Is met zekerheid vast te stellen dat de vrouw inderdaad een “kreng” is? 

Slide 12 - Slide

Vraag 5: 
Is met zekerheid vast te stellen dat de vrouw inderdaad een “kreng” is? 

Nee, de lezer ziet het verhaal via ‘hij’: onbetrouwbaar perspectief.

Slide 13 - Slide

Vraag 6: 
(Een leidmotief is een verschijnsel, of een ding in een verhaal dat meer dan eens genoemd wordt) Geef twee leidmotieven die verband houden met de geestesgesteldheid van de man.



Slide 14 - Slide

Vraag 6: 
(Een leidmotief is een verschijnsel, of een ding in een verhaal dat meer dan eens genoemd wordt) Geef twee leidmotieven die verband houden met de geestesgesteldheid van de man.


Drank en touw

Slide 15 - Slide

Vraag 7: 
Geef twee leidmotieven die zijn houding ten opzichte van zijn vrouw karakteriseren.



Slide 16 - Slide

Vraag 7: 
Geef twee leidmotieven die zijn houding ten opzichte van zijn vrouw karakteriseren.

Spruitjeslucht en timmeren


Slide 17 - Slide

Vraag 8: 
Verklaar de laatste zin van het verhaal.


Slide 18 - Slide

Vraag 8: 
Verklaar de laatste zin van het verhaal.

Hij had spijt dat hij niet echt zelfmoord had gepleegd, omdat hij nu pas de gevolgen goed overziet. Hij begrijpt nu pas wat hij deed.

Slide 19 - Slide

Vraag 9: 
De man pleegt geen zelfmoord. Waarom is de titel toch van toepassing!


Slide 20 - Slide

Vraag 9: 
De man pleegt geen zelfmoord. Waarom is de titel toch van toepassing!

Hij vermoordt zijn gevoel voor eigenwaarde, zijn persoonlijkheid.

Slide 21 - Slide

Vraag 10: 
Heeft het verhaal een open of een gesloten einde? Motiveer!


Slide 22 - Slide

Vraag 10: 
Heeft het verhaal een open of een gesloten einde? Motiveer!

Een gesloten einde: hij heeft zijn keuze gemaakt. De gebeurtenis is afgerond.

Slide 23 - Slide

Renaissance in Nederlands
Tijdens de renaissance woedt in Nederland de tachtigjarige oorlog. (1568-1648)

Nederland vecht zich uiteindelijk vrij van de Spaanse overheerser. 

De Gouden Eeuw is een bloeiperiode voor kunst, wetenschap en literatuur. 

Nederland wordt een republiek, waarvan het machtscentrum in Amsterdam ligt. 

Slide 24 - Slide

Literatuur in de renaissance
In de renaissance wordt bij elke plechtige gebeurtenis een gedicht gemaakt. 

Mythologie en bijbelteksten zijn nog steeds populair. 

Veel schrijvers komen uit de burgerklasse. Ze schrijven in het Latijn. 

Reisbeschrijvingen raken 'in'. 

Schrijvers willen hun leespubliek iets bijbrengen. 

Slide 25 - Slide

Kenmerken renaissance
Bewondering voor de klassieke oudheid inspireert. 

Aandacht voor concrete werkelijkheid in plaats van religieuze symbolen. 

Individualisme: je was niet langer onderdeel van een groep, maar een individu. 

Kunstenaars bemoeien zich met actuele zaken. 

Door de boekdrukkunst richten schrijvers zich op een groter publiek. 

Slide 26 - Slide

Aan de slag
Zorg ervoor dat je voor de volgende les opdracht 1 tot en met 9 op pagina 37 van je reader af hebt. 

Slide 27 - Slide