What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
werkwoordspelling
Oefenen met
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefenen met
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je bent begonnen in een nieuw boek
Je kunt de persoonsvorm, het voltooid deelwoord en de infinitief correct spellen (herhaling van vorig jaar)
Je kunt de gebiedende wijs correct spellen (vorige les geleerd)
Je kunt Engelse werkwoorden correct spelling in het Nederlands (nieuw!)
Slide 2 - Slide
Lees lekker in je boek
10 minuten
Slide 3 - Slide
Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruik je 't ex-kofschip
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Voor het spellen van het voltooid deelwoord gebruik je 't ex-kofschip
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Casper (branden) zijn vingers gisteren.
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden
Slide 6 - Quiz
Sommige leerlingen (roken) stiekem in het park.
A
rookte
B
rookten
C
rookde
D
rookden
Slide 7 - Quiz
Daarvoor zijn ze flink (straffen).
A
gestraft
B
gestrafd
C
gestrafft
D
gestraffd
Slide 8 - Quiz
Maak een goede zin van minstens 4 woorden met het woord 'gebeurt'
Slide 9 - Open question
Maak een goede zin van minstens 4 woorden met het woord 'verteld'
Slide 10 - Open question
Wat ... (gebeuren) is, is ... (gebeuren).
A
gebeurt, gebeurd
B
gebeurd, gebeurt
C
gebeurt, gebeurt
D
gebeurd, gebeurd
Slide 11 - Quiz
Maar iedereen heeft weleens (falen).
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen
D
gevaald
Slide 12 - Quiz
(vinden) je deze les ook zo leuk?
A
Vin
B
Vint
C
Vindt
D
Vind
Slide 13 - Quiz
Meneer Jansen (vinden) het hopelijk wel wat.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vin
Slide 14 - Quiz
De gebiedende wijs spel je net als de ik-vorm van een persoonsvorm
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Geef die fiets hier!
A
Goed
B
Fout
Slide 16 - Quiz
Wordt eens wakker!
A
Goed
B
Fout
Slide 17 - Quiz
Beantwoord de brief vandaag nog!
A
Goed
B
Fout
Slide 18 - Quiz
Nakijken huiswerk
Slide 19 - Slide
Spelling Engelse werkwoorden
Slide 20 - Slide
Noem een Engels werkwoord dat in het Nederlands wordt gebruikt
Slide 21 - Open question
Regels Engelse werkwoorden
De spelling van Engelse werkwoorden in het Nederlands, volgt de Nederlandse regels.
Dus:
Ik
tag
mijn vriend
Mijn vriend
tagt
mij
Mijn vriend
tagde
mij
Mijn vriend heeft mij
getagd
Slide 22 - Slide
Ook Marle en Noa hebben (beloven),
A
belooft
B
beloovt
C
beloofd
D
beloovd
Slide 23 - Quiz
hun vingers niet meer te (branden).
A
brandden
B
brandde
C
brande
D
branden
Slide 24 - Quiz
Werkwoorden die uit het Engels zijn overgenomen worden anders vervoegd dan werkwoorden die oorspronkelijk Nederlands zijn.
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quiz
Mijn moeder heeft alle familieleden op de foto ... (taggen).
A
getagd
B
getaggd
C
getagged
D
getagt
Slide 26 - Quiz
Toen het bezoek weg was ... (crashen) Pim op de bank.
A
chrashete
B
chraste
C
chrashte
D
chrashtte
Slide 27 - Quiz
Gisteren heb ik het document al ... (downloaden)
A
down geload
B
gedownload
C
gedownloat
D
gedownloadt
Slide 28 - Quiz
Opdracht
Open Nieuw Nederlands
Vul het schema in op p. 262
Je hebt 10 minuten de tijd
timer
10:00
Slide 29 - Slide
Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 30 - Quiz
Als Bas nu eens een beetje (opschuiven),
A
opschuift
B
opschuifd
C
opschuivt
D
opschuivd
Slide 31 - Quiz
dan kan Veerle haar spullen beter (verspreiden).
A
verspreide
B
verspreiden
C
verspreidde
D
verspreidden
Slide 32 - Quiz
Met het geld dat hij heeft ... (verdienen), ... (betalen) Freek zijn sportabonnement.
A
verdiend, betaalt
B
verdient, betaalt
C
verdiend, betaald
D
verdient, betaaldt
Slide 33 - Quiz
Heeft iedereen zijn naam op Julius' schoenen (vermelden)?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt
D
vermold
Slide 34 - Quiz
Mevrouw Peters (zetten) die van haar er gisteren nog op.
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat
Slide 35 - Quiz
Nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
D
gebeuren
Slide 36 - Quiz
En anders is het corveeën ook weer zo (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
D
gebeuren
Slide 37 - Quiz
Opdracht
Werk nu verder aan opdracht 2 t/m 5 op p. 263
Ben je klaar? Maak ook opdracht 6 en 7
Je hebt de tijd tot 10.50u
Slide 38 - Slide
De foto's die Sam van het feest gemaakt had, ... (sharen) hij via social media met zijn vrienden.
A
sharede
B
sharde
C
sharete
D
sharedte
Slide 39 - Quiz
Het ... (bevreemden) me niet dat Boy nu alweer in moeilijkheden ... (verkeren).
A
bevreemd, verkeert
B
bevreemt, verkeert
C
bevreemdt, verkeerd
D
bevreemdt, verkeert
Slide 40 - Quiz
Ik heb Vincent eerlijk ... (vertellen), wat dit nieuws voor hem ... (betekenen).
A
vertelt, betekent
B
verteld, betekent
C
vertelt, betekend
D
verteld, betekend
Slide 41 - Quiz
Dan (beloven) dat veel voor de toets
A
beloovt
B
beloovd
C
beloofd
D
belooft
Slide 42 - Quiz
Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat (leren).
A
geleerd
B
geleert
C
geleerdt
D
geleren
Slide 43 - Quiz
Waarover wil je in de les van volgende week graag uitleg, of wat wil je nog oefenen?
Slide 44 - Open question
More lessons like this
werkwoordspelling
March 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
werkwoordspelling
November 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
werkwoordspelling
June 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
werkwoordspelling
December 2022
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
werkwoordspelling
May 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
werkwoordspelling
October 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
werkwoordspelling
February 2023
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
werkwoordspelling
December 2023
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2