This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Grootste windmolenpark in Nederland
Slide 2 - Slide
Doel van de les
Jullie weten wat verwijswoorden zij en dat deze verwijzen naar een mens, dier of ding in de tekst. Jullie weten dat het woord (woorden) vaak verwijst naar een woord die vaak één regel hoger staat.
Slide 3 - Slide
Kijk naar de tekst.
Waar gaat de tekst over?
Slide 4 - Slide
Luister en lees mee
Slide 5 - Slide
wind-mo-lens
wind-molens
windmolens
150
{spreek uit honderdvijftig}
800
{spreek uit: achthonderd}
e-lek-tri-ci-teit
elektri-citeit
elektriciteit
ge-o-pend
ge-opend
geopend
Slide 6 - Slide
Schier-mon-nik-oog
Schier-monnikoog
Schiermonnikoog
Slide 7 - Slide
Lees de tekst.
* dit is belangrijk
?? dit snap ik niet
----- ik zie het verwijswoord 'zij' of 'ze '
Slide 8 - Slide
voordoen verwijswoorden
ze: regel 3
het: regel 5
het: regel 11
Slide 9 - Slide
Pak je ipad en voer de code in..
Slide 10 - Slide
Lees regel 11. Daar staat: "Het"is een van de grootste parken van de wereld. Wat wordt bedoeld met "Het"?
A
Het andere deel
B
Het eiland Ameland
C
Het park
Slide 11 - Quiz
Staat het antwoord een regel
hoger?
Slide 12 - Slide
Lees regel 16. Daar staat: En "die" maken elektriciteit. Wat wordt bedoeld met "die".
A
de molens
B
de wieken
C
de wind
Slide 13 - Quiz
Staat het antwoord een regel
hoger?
Slide 14 - Slide
Lees regel 24. Daar staat: "Zij" maken de lucht niet vies. Wie of wat wordt bedoeld met "zij"?
A
olie of gas
B
veel mensen
C
windmolens
Slide 15 - Quiz
Staat het antwoord een regel
hoger?
Slide 16 - Slide
Lees regel 28. Daar staat: En "ze" maken veel lawaai. Wie of wat wordt bedoeld met "ze".
A
de molens
B
iedereen
C
veel mensen
Slide 17 - Quiz
Staat het antwoord een regel
hoger?
Slide 18 - Slide
Lees regel 32. Daar staat: Vanaf het land kun je "ze" niet zien en horen. Wie of wat wordt bedoeld met "ze"?