Instructie 2.4 Bevruchting en zwangerschap

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

eisprong
menstruatie
rijpen eicel

Slide 19 - Drag question


Wat gaat via nr. 1
van de embryo terug naar de moeder?
A
afvalstoffen
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
A en B

Slide 20 - Quiz

Vruchtwater
Baarmoeder
Navelstreng
Placenta

Slide 21 - Drag question

Op welke wijze merkt een vrouw vaak dat ze zwanger is?
A
Haar buik gaat groeien
B
Ze wordt niet ongesteld
C
Ze heeft veel honger
D
Ze krijgt buikpijn

Slide 22 - Quiz

Waar worden de hormonen geproduceerd die zorgen voor een dik baarmoederslijmvlies?
A
Hypofyse
B
Baarmoeder
C
Eierstokken
D
Gele lichaam

Slide 23 - Quiz

Hoe lang kan een zaadcel in leven blijven in het lichaam van de vrouw?
En hoe lang de eicel?
A
Zaadcel 1 dag / eicel 1 dag
B
Zaadcel 3 dagen/ eicel 3 dagen
C
Zaadcel 3 dagen / eicel 1 dag
D
Zaadcel 1 dag / eicel 3 dagen

Slide 24 - Quiz

Wat gebeurt er met de eicel wanneer er een zaadcel met de kop is binnengedrongen in de eicel?
A
De buitenste laag wordt ondoordringbaar
B
De eicel deelt in tweeën
C
De eicel sterft af
D
De eicel ontploft

Slide 25 - Quiz

5 tot 7 dagen na de bevruchting komt de eicel in de baarmoeder aan. Daar gaat hij vastzitten in het baarmoederslijmvlies. Hoe noem je dat?
A
Bestuiving
B
Innesteling
C
Bevruchting
D
Menstruatie

Slide 26 - Quiz

Na innesteling kan het embryo zuurstof en voedingsstoffen uit het bloed van het baarmoederslijmvlies opnemen. Wat ontstaat er vervolgens om de baby te voorzien van zuurstof en voedingsstoffen?
A
Foetus
B
Baarmoederwand
C
Placenta
D
Vruchtwater

Slide 27 - Quiz

In de placenta stroomt bloed van de moeder langs bloed van het embryo. Hierdoor kunnen stoffen worden uitgewisseld.
Welke stoffen gaan niet van moeder naar baby?
A
Ziekteverwekkers
B
Geneesmiddelen
C
Alcohol en drugs
D
Alles kan van moeder naar baby

Slide 28 - Quiz

Wat verbindt het embryo met de placenta?
A
Navelstreng
B
Vruchtvliezen
C
Vruchtwater

Slide 29 - Quiz

Wat is de functie van vruchtwater?
A
Dit zorgt voor een constante temperatuur in de baarmoeder
B
Beschermt embryo tegen uitdroging
C
Beschermt embryo tegen stoten
D
A, B en C

Slide 30 - Quiz

Na twee maanden zijn alle weefsels gevormd, na 3 maanden is het embryo 'compleet'. Daarna vindt er alleen nog groei plaats.
Hoe noemen we het embryo na 3 maanden?
A
Baby
B
Volgroeid
C
Foetus
D
Embryo

Slide 31 - Quiz

Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatie cyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie

Slide 32 - Quiz