This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
eisprong
menstruatie
rijpen eicel
Slide 19 - Drag question
nr. 5
A
placenta
B
vruchtwater
C
vruchtvlies
D
baarmoedervocht
Slide 20 - Quiz
Wat gaat via nr. 1 van de embryo terug naar de moeder?
A
afvalstoffen
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
A en B
Slide 21 - Quiz
Vruchtwater
Baarmoeder
Navelstreng
Placenta
Slide 22 - Drag question
Op welke wijze merkt een vrouw vaak dat ze zwanger is?
A
Haar buik gaat groeien
B
Ze wordt niet ongesteld
C
Ze heeft veel honger
D
Ze krijgt buikpijn
Slide 23 - Quiz
Waar worden de hormonen geproduceerd die zorgen voor een dik baarmoederslijmvlies?
A
Hypofyse
B
Baarmoeder
C
Eierstokken
D
Gele lichaam
Slide 24 - Quiz
Hoe lang kan een zaadcel in leven blijven in het lichaam van de vrouw? En hoe lang de eicel?
A
Zaadcel 1 dag / eicel 1 dag
B
Zaadcel 3 dagen/ eicel 3 dagen
C
Zaadcel 3 dagen / eicel 1 dag
D
Zaadcel 1 dag / eicel 3 dagen
Slide 25 - Quiz
Wat gebeurt er met de eicel wanneer er een zaadcel met de kop is binnengedrongen in de eicel?
A
De buitenste laag wordt ondoordringbaar
B
De eicel deelt in tweeën
C
De eicel sterft af
D
De eicel ontploft
Slide 26 - Quiz
5 tot 7 dagen na de bevruchting komt de eicel in de baarmoeder aan. Daar gaat hij vastzitten in het baarmoederslijmvlies. Hoe noem je dat?
A
Bestuiving
B
Innesteling
C
Bevruchting
D
Menstruatie
Slide 27 - Quiz
Hoe noem je het klompje cellen voordat het is uitgegroeid tot een baby?
A
Eicel
B
Foetus
C
Embryo
D
Placenta
Slide 28 - Quiz
Na innesteling kan het embryo zuurstof en voedingsstoffen uit het bloed van het baarmoederslijmvlies opnemen. Wat ontstaat er vervolgens om de baby te voorzien van zuurstof en voedingsstoffen?
A
Foetus
B
Baarmoederwand
C
Placenta
D
Vruchtwater
Slide 29 - Quiz
In de placenta stroomt bloed van de moeder langs bloed van het embryo. Hierdoor kunnen stoffen worden uitgewisseld. Welke stoffen gaan niet van moeder naar baby?
A
Ziekteverwekkers
B
Geneesmiddelen
C
Alcohol en drugs
D
Alles kan van moeder naar baby
Slide 30 - Quiz
Wat verbindt het embryo met de placenta?
A
Navelstreng
B
Vruchtvliezen
C
Vruchtwater
Slide 31 - Quiz
Wat is de functie van vruchtwater?
A
Dit zorgt voor een constante temperatuur in de baarmoeder
B
Beschermt embryo tegen uitdroging
C
Beschermt embryo tegen stoten
D
A, B en C
Slide 32 - Quiz
Na twee maanden zijn alle weefsels gevormd, na 3 maanden is het embryo 'compleet'. Daarna vindt er alleen nog groei plaats. Hoe noemen we het embryo na 3 maanden?
A
Baby
B
Volgroeid
C
Foetus
D
Embryo
Slide 33 - Quiz
Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatie cyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie
Slide 34 - Quiz
Een vrouw kan zwanger worden als ze ongesteld is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 35 - Quiz
Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatie cyclus?