Grammatica klas 2 vmbo (zinsdelen)

 Grammatica - zinsontleding voor klas 2 GL
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 Grammatica - zinsontleding voor klas 2 GL

Slide 1 - Slide

Grammatica

Slide 2 - Mind map

De vaste volgorde...
Persoonsvorm 
• / Zinsdelen / 
• Onderwerp 
• Werkwoordelijk gezegde
• Lijdend voorwerp 



Slide 3 - Slide

Persoonsvorm - Onderstrepen

  •  Zet de zin in een andere tijd of verander de zin van enkelvoud naar meervoud.

De leerlingen zitten luisterend in 
de klas.

Slide 4 - Slide

De jongen belt de volgende dag het meisje.
(PV=?)
A
De jongen
B
het meisje
C
belt
D
de volgende dag

Slide 5 - Quiz

Onze schriften moesten wij ook afstaan aan onze docent.
(PV=?)
A
onze schriften
B
moesten
C
wij
D
afstaan

Slide 6 - Quiz

 / Zinsdelen /

  • pv is één deel.
  • alles voor pv is één deel.
  • alles wat je vóór pv kunt zetten is één deel.
  • ww horen bij elkaar in één deel, behalve pv.

De leerlingen / zitten / luisterend / in de klas.


Slide 7 - Slide

Helaas had ik een aanrijding met de stoeprand niet kunnen voorkomen.
(wat is een goed zinsdeel=?)
A
/ een aanrijding / met de stoeprand /
B
/ een aanrijding met de stoeprand /

Slide 8 - Quiz

Helaas had ik een aanrijding met de stoeprand niet kunnen voorkomen.
(wat is een goed zinsdeel=?)
A
/ kunnen voorkomen /
B
/ kunnen / voorkomen /

Slide 9 - Quiz

Onderwerp 

  • wie / wat + PV (wie of wat doet het in de zin?)
  • Onderwerp staat (bijna) altijd naast persoonsvorm.
  • Is PV enkelvoud, dan is O ook enkelvoud (en andersom).
     
          O
De leerlingen / zitten / luisterend / in de klas.

Slide 10 - Slide

De toets zullen de leerlingen goed maken.
(onderwerp=?)
A
De toets
B
de leerlingen

Slide 11 - Quiz

Ik heb haar de juiste informatie verstrekt.
(onderwerp=?)
A
de juiste informatie
B
haar
C
ik
D
heb

Slide 12 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde
alle ww horen in het WWG, óók PV!

         O                        WWG                                                             WWG
De leerlingen / zouden / luisterend / in de klas / kunnen zitten.


  • Luisterend is geen werkwoord meer, maar een onvoltooid deelwoord. (Een manier hoe iets gebeurt.)

Slide 13 - Slide

Ik had haar de juiste informatie
kunnen verstrekken.
(wwg=?)
A
had
B
kunnen verstrekken
C
had kunnen verstrekken

Slide 14 - Quiz

Zullen wij morgenavond naar de film gaan?
(wwg=?)
A
zullen
B
zullen gaan
C
gaan

Slide 15 - Quiz

Ik had naar de film kunnen gaan?
(wwg = ?)
A
kunnen
B
kunnen gaan
C
had kunnen gaan
D
had kunnen

Slide 16 - Quiz

Lijdend Voorwerp 
iets / iemand + WW*       of        wie / wat+gezegde+o

       O     WWG                                 LV                          WWG
  • Ik / kan / de leerling / een goed cijfer / geven*.
                                     Iets geven* => een goed cijfer (is LV)

            O                          WWG                                         LV           WWG
  • De leerlingen / zullen / volgende week / de toets / krijgen*. 
                   wie/wat  zullen de leerlingen krijgen => de toets (is LV)

Slide 17 - Slide

Ik had haar de juiste informatie
kunnen geven.
(LV=?)
A
haar
B
de juiste informatie
C
ik
D
informatie

Slide 18 - Quiz

Mijn rapport heb ik aan mijn ouders laten zien.
(LV=?)
A
Mijn
B
Mijn rapport
C
ik
D
mijn ouders

Slide 19 - Quiz

Dus gebruik de vaste volgorde bij ontleden...
Persoonsvorm - Zet de zin in een andere tijd of verander het getal.                                                         (meervoud naar enkelvoud of andersom)

/ Zinsdelen / - Alles voor pv is één deel.
                              - Ook alles wat je voor pv kunt zetten is één deel.
                              - De andere werkwoorden komen bij elkaar in één deel.

Onderwerp - wie / wat + PV?
                             - Het onderwerp staat (bijna) altijd naast de pv.
                        

Slide 20 - Slide

en verder...
  • Wwg - Alle ww in de zin komen in het wwg. (Vergeet pv niet!)

  • Lv (iets + zww* of  wie / wat + wwg + O) - Een lv staat niet altijd in de zin!

Slide 21 - Slide

Methodeboek 2 GL (blz 28)
Taalverzorging - grammatica hoofdstuk 1

maken: 
opdracht 
1, 2 en 3 ( blz 28)

Slide 22 - Slide