This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.
Ons alfabet bestaat uit twee soorten letters:
klinkers en medeklinkers.
Om goed te kunnen spellen is het belangrijk om te weten welke letters de klinkers en welke de medeklinkers zijn.
De klinkers zijn rood, de medeklinkers zijn paars.
(au & oei zijn de klinkers)
KORTE EN LANGE KLINKERS
EN TWEEKLANKEN
Onze taal kent korte en lange klinkers en tweeklanken.
Korte klinkers zijn: a e u o i
Lange klinkers zijn: aa ee uu oo
Tweeklanken bestaan uit twee verschillende klinkers:
ij ei ie ui ou au oe eu
LANGE EN KORTE KLANKEN
Wij gaan buiten spelen = lange klank (klinkt lang)
spe - len
Wij doen twee spellen = korte klank (klinkt kort)
spel -len
aa ee uu oo
De apen eten dure noten
Lange klanken hebben pech,
we halen gewoon een letter weg.
o i e a u
Domme kippen rennen het smalle bruggetje op.
Bij korte klanken zoals: a e o i u
zet ik twee medeklinkers, lekker puh!
Hoor je aan het eind van een klankgroep een tweeklank, schrijf het woord zoals je het hoort.
luister - keuken - ruiken - kijken -
Luister goed,
dan weet je hoe je het schrijven moet.
VOORVOEGSELS
- zijn deeltjes die je voor woorden kunt plakken:
ONmogelijk (ON is het voorvoegsels)
EX-vriend (EX is het voorvoegsels)
- Door de voorvoegsels verandert de betekenis van de woorden
Sommige woorden bestaan uit een kernwoord en een voorvoegsel.
Het voorvoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.
Bijvoorbeeld:
gebruiken - hergebruiken
a-: niet
anti-: tegen
non-: niet
mis-: verkeerd, fout
wan-: slecht, verkeerd
her-: weer, opnieuw
ex-: niet meer
mini-: heel klein
inter-: tussen 2 of meer gebieden
asociaal
antipthie
non-actief
misdragen
wantoestand
herinrichten
ex-man
minibus
interland