Week 4A Crepe Suzette

• Horeca
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Crepe suzette

Wat heb je vorige week gemaakt?

lesdoelen

• Leerling kan vertellen wat componenten zijn.
• Leerling kan het verschil tussen zoetig en hart vertellen.
• Leerling kan het verschil tussen een pannenkoek en een flensje uitleggen.

Nagerechten

Nagerecht = de laatste gang van je diner (afsluiting)

Nagerecht = moet spectaculair zijn qua smaak en presentatie

Nagerecht = wordt dessert genomen, heeft een zoet karakter

Nagerecht = meerdere componenten gecombineerd

- Noem een voorbeeld van een zoet en een hartig dessert!

- Wat zijn componenten en waarom zou je ze combineren?

Warme nagerechten

Flensjes = in het frans Crepe  dunne variant van een              pannenkoek. Hoe dunner hoe beter + niet kleuren

Klassiek Crepe Suzette: flensjes met karamel-sinaasappelsaus

Warme nagerechten

Souffle = meer dan 200 jaar oud franse klassieker. 

Souffle betekend opgeblazen.

Tijdens het bakken nooit de ovendeur open doen, 

WAAROM NIET??

Warme nagerechten

Tarte tatin = beroemdste appeltaart. Op zijn kop gebakken.

Gebruik stevige appels.

Waarom moet je stevige appels gebruiken??

Opdrachten

Maak opdrachten 

1 tot en met 3 

Je hebt 10 minuten de tijd

Plannen

Heb jij nog nagedacht over plannen?

Heb jij dingen anders aangepakt na vorige week?

Waarom wel?
of

Waarom niet?

Opdracht

Denk na over wat je vandaag allemaal moet doen.
Schrijf dit op in het lege hoofd.

Print het lege hoofd uit de reader om deze uit te delen.

Opdracht

Denk na over wat je vandaag allemaal moet doen.
Schrijf dit op in het lege hoofd.

Lucht het op nu je alles hebt opgeschreven??

Print het lege hoofd uit de reader om deze uit te delen.

Theorie

Samen bespreken en op schrijven betekenis:

• Flensjes
• Warm nagerecht
• Tarte tatin
• Zeven
• Karameliseren

voorbereiding

We gaan met de volgende 3 slides, onze spullen verzamelen en de keuken hygiënisch schoon maken. 

emmer sop

1. pak het blauwe schoonmaakmiddel.

2. doe 1/2 dopje in je emmer. 

3. vul tot het 2e streepje. 

Ingrediënten Crêpe:

• Melk 200 Milliliter
  
• Bloem 100 gram
  
• Ei 2,5 stuks
  
• Suiker 0,5 Eetlepel
  
• Zout 1 mespuntje 

Ingrediënten Saus:

• Boter 20 gram
• Suikerklontje 1 stuk (1 theelepel)
• Sinaasappel 1 stuk
• Citroen 0,5 stuk
• Suiker 25 gram
• Boter 25 gram

Let op vertel de leerling de opmerking qua snij of schoonmaak techniek in de ingrediëntenlijst.

Materialen:

• Steelpan
• Kommetje
• Bolzeef
• Garde
• Koekenpan
• Koksmes
• Groene en witte snijplank
• Bekken
  
• Eetlepel 2 stuks
• Maatbeker

Let op vertel de leerling de opmerking qua snij of schoonmaak techniek in de ingrediëntenlijst.

uitvoeren

Volg de stappen voor een goed resultaat

Stap 1

1. Splits 1 ei.
2. Gebruik het eidooier.
3. Zeef het bloem met suiker en zout erdoor.
4. Maak een kuil in het bloem.
5. Doe de eidooier en de 2 hele eieren in de kuil.
6. Voeg al roerend de melk toe tot een glad beslag.

Stap 2

1. Zet het beslag 30 minuten in de koelkast.
2. Snij de schil van de sinaasappel.
3. Snij de partjes los.
4. Vang het sap apart op (dit is voor de saus)

Stap 3

Doe in een (kleine) steelpan:

• 1 suikerklontje (1 theelepel)
• 1 sinaasappel
• 0,5 citroensap
• 25 gram suiker.

Breng aan de kook.

Laat karameliseren

Stap 4

1. Voeg 20 gram boter toe.
2. Roer door en kook kort.
3. Laat het afkoelen.

Stap 5

1. Smelt 20 gram boter en roe door het beslag.
2. De rest van de boter gebruik je om te bakken.

Stap 6

1. Verhit de koekenpan.
2. Smelt de boter.
3. Giet beslag op de bodem dat deze net vol is.
4. Bak beide kanten Lichtbruin.
5. Leg op een bord.

Stap 7

1. Verwarm de saus.
2. Vouw de crepe in 4en en leg in de saus.
3. Klop de slagroom.
4. Leg de crepe op het bord.
5. Leg een quenelles op de crepe.
6. Serveer en eet met de saus.

afronden

na het koken ga je je spullen schoonmaken en opruimen. 

je zorgt dat ze ruimte weer netjes wordt.

stap 1

Afwassen en afdrogen van het gebruikte materiaal

stap 2

maak je werkblad schoon

stap 3

Maak het fornuis schoon

stap 4

veeg en/of dweil de vloer. 

schoonmaaktaken: 

• wasbakken 1+2
• wasbakken 3+4
• Temperatuur meten
• werkbank controleren
• was vouwen

schoonmaaktaken:

• vloer vegen
  
• vloer schrobben
  
• vloer trekken
  
• kruidenkar
• tafels schoonmaken

Nabespreken

kijk terug op de les. Hoe is het gegaan, wat ging super? 

zijn er ook dingen die je anders zou doen?

antwoord dit op de volgende slides

Hoe smaakte het gerecht?

1. lekker
2. niet lekker
3. een beetje lekker
4. ik heb het niet geproefd

Wat ga je de volgende keer anders doen?

wat heb je geleerd deze les. Noem minimaal 1 ding