This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 8 Paragraaf 2 Radioactief verval
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Paragraaf 2: Radioactief verval
8.2.1 Je kunt toelichten wat er met de atoomkern gebeurt als een atoom radioactief vervalt.
8.2.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen ioniserende straling en straling die niet ioniserend is.
8.2.3 Je kunt beschrijven hoe je de activiteit van een radioactieve bron kunt meten.
8.2.4 Je kunt het verschil beschrijven tussen stabiele en instabiele kernen.
8.2.5 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de halfwaardetijd van een radioactieve isotoop.
8.2.6 Je kunt berekenen hoe de activiteit van radioactief materiaal in de loop van de tijd afneemt.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
stabiele en instabiele kernen
Sommige isotopen hebben een instabiele kern. Dit betekent dat hij radioactief is.
Het aantal protonen en neutronen in de kern is niet in evenwicht. Hierdoor kunnen deze atoomkernen spontaan, zonder invloed van buitenaf, uit elkaar vallen. Dit noem je radioactief verval.
Slide 4 - Slide
radioactief verval
Bij radioactief verval ontstaat een nieuwe atoomkern met nieuwe eigenschappen.
C-14(Koolstof) vervalt bijvoorbeeld in N-14 (Stikstof).
Er ontstaat een nieuwe stof dit noem je een kernreactie.
Slide 5 - Slide
ioniseren
Door het verval wordt er de hele tijd ioniserende straling uitgezonden. Dit noem je stralingsenergie.
Deze straling is schadelijk
Slide 6 - Slide
Activiteit
neeHet aantal kernen dat in één seconde vervalt, noem je de activiteit.
Je meet de activiteit in becquerel (Bq).
Bij een activiteit van 100 Bq vervallen er elke seconde honderd kernen.
megabecquerel (MBq) 1000000
gigabecquerel (GBq)1000000000
Slide 7 - Slide
halveringstijd
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Huiswerk
Maken Hoofdstuk 8 paragraaf 2 Atomen als stralingsbron.