leefstijl samenwerken

samenwerken
1 / 30
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerPraktijkonderwijsVoortgezet speciaal onderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

samenwerken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doelstellingen van de les

- Ik kan aangeven wanneer ik liever alleen of samen werk.

- Ik kan de voordelen van samenwerken benoemen. 

- Ik kan de voordelen van alleen werken benoemen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Les 2:  Verschillende rollen

Korte uitleg: In deze les gaan jullie kijken welke verschillende rollen er zijn bij het samenwerken voor een opdracht.

Doel:  Bewuster worden van je houding en rol ten opzichte van de groep.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Samenwerken

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Opdracht 1: Siamese tekening

Pak samen met iemand een dikke stift vast. 
Teken een monster. 
De stift mag niet van het papier en je mag geen van beide de stift loslaten. 
Praten  is verboden.

Slide 6 - Slide

Nabespreken:
Hoe ging het?

- ging je mee met de ander?
- bepaalde jij steeds hoe er getekend werd?
- bepaalde jij een beetje of soms hoe er 
   getekend werd?
- was er samenwerking tijdens het tekenen of was er strijd?
Hoe/Wat voelde jij tijdens het tekenen?
Opdracht 2:  “draai het vloerkleed om”
Materialen: vloerkleed
Omschrijving: Ga met z’n allen op het vloerkleed staan. Zorg dat het vloerkleed ondersteboven komt zonder eraf te stappen.
Je kan ook 1 of 2 jongeren laten observeren en de antwoorden op een flap-over laten schrijven.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

vragen
Wat lukte in de samenwerking?
Wat ging moeilijker?
Vind je dat iedereen genoeg aan bod kwam? Waarom wel / niet?
Wie had de leiding in de groep?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2: Tangram: Samenwerken 4-tal
Let op: Toon deze pagina NIET aan de leerlingen!
Organisatie: 
- Zet 4 tafeltjes als groepje bij elkaar. De leerlingen zitten op hun stoel aan de tafeltjes.
   De puzzelstukjes zitten in een grote envelop die op tafel ligt. 

Zeg: 'We spelen tangram, een spel waarbij je een figuur maakt. Het spel start NU'.
Dit zie je gebeuren:
1.  Welke leerling pakt de envelop .... - welke leerling wil dat ook ..... - welke leerling vindt het oké dat een ander het doet?
2. Welke leerlingen gaan 'een figuur' maken (is er overleg welk figuur)? 
     Welke leerling kijkt? Wie zegt er wat en hoe en wat wordt er gezegd?
3. Zijn er leerlingen die nog wat verdwaasd rondkijken omdat ze op zoek zijn naar de regels van het spel?

Laat het spel niet langer dan 30 seconden tot 1 minuut duren.




 
Er is 1 set met leenmateriaal (Wld). Als je het precies terugstopt in de enveloppen kan de volgende docent het direct gebruiken! 

Slide 9 - Slide

Laat Tangram stukken (vergroten in juiste verhouding op A3), op dik papier afdrukken en plastificeren. 
Zorg voor voldoende tangram-opdrachten / oplossingen. Als je googelt op “tangram puzzels” vind je talloze voorbeelden. Evt. kleuren gebruiken voor de verschillende groepen.

Opdracht 2: tangram
jullie maken groepjes van vier.
Op de tafel ligt een envelop met een opdracht erin.
Voer deze opdracht uit .

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

vragen
- Wie heeft de envelop gepakt?
- Wie heeft de tangram gemaakt?
- Wie heeft gekeken?
- Wie heeft er gezegd hoe de tangram gemaakt moet worden?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3: puzzel maken tangram 2
Let op: Toon deze pagina NIET aan de leerlingen!
Organisatie hetzelfde maar de puzzelstukjes liggen nu open op tafel.
Je legt 1 opdrachtkaartje op de kop op de tafel.
In een envelop zit een instructie voor de rest van de groep.

Opdracht:
Spreek zometeen af wie de opdracht gaat maken. Deze leerling zit op de stoel.
De anderen van de groep mogen instructies geven, ze mogen het antwoordkaartje niet laten zien. Deze leerlingen staan tegenover de leerling die de opdracht doet. Als de opdracht klaar is, gaat iedereen snel zitten en roept de leerling die de opdracht heeft gemaakt: 'KLAAR'.
Alle groepen hebben dezelfde tangram. We starten tegelijk. Het is een wedstrijd: Welke groep heeft de vorm als eerst klaar? 
Dit zie je gebeuren: 1. Wie gaat de opdracht maken?  2. Wie geeft instructie?  3. Wie laat het antwoord zien? Kortom, worden er afspraken gemaakt? Houden de leerlingen zich aan de regels van het zitten en staan en 'KLAAR-roepen'? Wie wel en wie niet?


 
Let op: Andere 4-tallen

Slide 12 - Slide

Laat Tangram stukken afdrukken op dik papier. Zorg voor voldoende tangram-opdrachten / oplossingen. Als je googelt op “tangram puzzels” vind je talloze voorbeelden. Evt. kleuren gebruiken voor de verschillende groepen.

Ad C: Op deze manier kan degene in de cirkel niet praten, wat de communicatie en het oplossen van het tangram een stuk lastiger maakt.

Opdracht 3: tangram opdracht 2
Spreek zometeen af wie de opdracht gaat maken.
Deze leerling zit op de stoel.
De anderen van de groep mogen instructies geven, ze mogen het antwoordkaartje niet laten zien. 
Deze leerlingen staan tegenover de leerling die de opdracht doet. Als de opdracht klaar is, gaat iedereen snel zitten en roept de leerling die de opdracht heeft gemaakt: 'KLAAR'.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

vragen.


 1. Wie gaat de opdracht maken? 
 2. Wie geeft de uitleg? 
 3. Hoe ging het? 
4. Wie helpt er?
5. Wie helpt er niet?


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 4: bekertjes stapelen
Groepen van 4 of 5 leerlingen.
1 elastiekje met daaraan vastgeknoopt 4 of 5 touwtjes van dezelfde lengte.
6 bekertjes

Opdracht: Maak de toren van de bekertjes (zie afbeelding) 

Afspraak: Je mag de bekertjes niet aanraken om ze te stapelen.

Uitvoering:
Leerlingen moeten de touwtjes straktrekken om een bekertje te “vangen” en te stapelen. 


Evaluatie: 
Waarom ging het samenwerken wel of niet goed? Raakte je gefrustreerd en wat deed je toen? 


Slide 15 - Slide

Bespreken: zie samenwerken 2
o.a. 
Hoe gaat het met jou als iets niet lukt?
Hoe gaat het als het samenwerken lastig gaat?
Wat maakt dat los bij jou?
Wat ga je dan doen?
Hoe ga je om met medeleerlingen die op een bepaalde manier reageren (wat vind je lastig / wat denk-voel-doe je dan)?

vragen
- Wie heeft de leiding genomen?
- Wie heeft gedaan wat er gezegd is ?
- hoe ging het en waarom?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 5. lijnen trekken.
drietallen.
De leerlingen gaan per drietal bij elkaar zitten. 
ze krijgen een pen en een omgekeerd blaadje met cijfers 1 t/m 60 erop. 
Opdracht:
Op het vel staan kriskras door elkaar de getallen 1 tm 60. Op mijn teken draaien jullie het vel om en gaan jullie alle getallen verbinden, beginnend bij 1. Zet de pen op de 1 en trek een lijn naar de 2, dan naar de 3, de 4, etc. zorg dat je zo snel mogelijk bij de 60 bent. Je hebt 2 minuten de tijd. Op het startteken mogen ze beginnen .



Slide 17 - Slide

Zorg voor voldoende plaatjes.
Kerk, fiets, vliegtuig, toetsenbord, auto, afstandbediening, versierde kerstboom,
trekker, balpen, voet, vliegenmepper, fles, vaas met bloemen (bloem), bril, lamp, broek, 'een dier' (simpel), tennisracket, tent.
Nabespreken hoe het ging. 
Hoe is het om de lijnen te trekken?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

 De voordelen van samenwerken
- jullie zijn sneller klaar
- 2 weten meer dan 1
- je kunt elkaar aanmoedigen
- het is gezellig

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is samenwerken handig
- Als je een grote opdracht hebt die veel tijd kost.
- Als het belangrijk is om de mening van meer mensen te horen.
- Als het een opdracht is die voor meer mensen belangrijk is.
- Iedereen heeft zijn eigen kwaliteiten en daar kun je gebruik       
   van maken

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

De voordelen van alleen werken
- Je kunt zelf beslissen hoe je de opdracht maakt
- Je krijgt met niemand ruzie
- Je kunt in je eigen tempo werken
- Je hoeft niemand iets uit te leggen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is alleen werken handig
- Als de taak gemakkelijk is.
.
- Als een taak goed past bij jouw kwaliteiten of interesse.
.
- Als een taak voor anderen niet belangrijk is.
.
- Als jij alleen verantwoordelijk bent voor het resultaat.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

De cirkel
Opdracht: 
Bedenk wat je leuk vindt aan samenwerken
Zet in elk vak van de cirkel een woord dat te maken heeft met de voordelen van samenwerken. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Les 3: Mijn groep
Om goed samen te werken moet je elkaar kunnen accepteren, uit laten praten, luisteren naar elkaar en niet roddelen.

Doel: Handvatten krijgen hoe samen te zijn in een groep.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Quiz alleenwerker of samenwerker
Werk jij graag samen of alleen?

Hoe werk jij samen ogf alleen?

Zet een rondje om de zin die het beste bij jou past.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Activiteit 1: “tekening”
Materialen: flap-over of groot vel papier + potloden/stiften
Omschrijving: Maak samen een tekening; een boot, een disco, een school, een hangplek voor jongeren, supermarkt, kasteel etc.
Komen de jongeren tot eenzelfde idee
Accepteren jongeren elkaar in hun tekenen; stuur dit en bespreek dit ook ten opzichte van de groepsbehoeftes.
● Met een groepje van 2 of 3 ga je om een flapover zitten.
● Vooraf bespreek je per groepje wat je gaat maken, het wordt geen kunstwerk dus zorg dat jongeren elkaar niet afrekenen op hun tekenkunsten!
● Na iedere 2 minuten wissel je van tekenaar.
Achteraf de tekeningen prijzen + aangeven wat de kwaliteiten zijn van de groep en wat nog verbetert kan worden.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Activiteit 2: “belangrijk in omgang”
Materialen: mogelijkheid om de jongeren eerst voor zichzelf te laten opschrijven wat zij belangrijk vinden, dan papier en pennen nodig
Omschrijving: Bespreek met elkaar wat je belangrijk vindt in de omgaan met elkaar

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Je kunt vooral je eigen grenzen bepalen: “Wat vind ik toelaatbaar? Wat wil ik voor mezelf?” Je kunt beginnen met “ik-boodschappen” te geven in plaats van “jij-opdrachten” of “jij-verwijten”. Dus: “Ik wil….” en niet “Jij moet….” of “Jij weer….”.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Wat hebben jullie geleerd in deze les?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions