SMS klas 5: Bezittelijke voornaamwoorden.

BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN
1 / 32
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Welke zijn de bezittelijk voornaamwoorden?
A
mijn
B
jij
C
mij
D
U

Slide 3 - Quiz

Kies het bezittelijk voornaamwoord:
A
de
B
onze

Slide 4 - Quiz

MIJN, ZIJN, ONZE; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Waarom heb jij mijn jas aan?
A
heb
B
mijn
C
jij
D
aan

Slide 6 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Ik koop die auto voor hem.
A
ik
B
die
C
hem
D
zit er niet in

Slide 7 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
We moeten nog ons huiswerk inleveren.
A
ons
B
huiswerk
C
we
D
inleveren

Slide 8 - Quiz

JOU is een persoonlijk voornaamwoord, JOUW is een bezittelijk voornaamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
jij
B
mijn
C
u
D
jou

Slide 10 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 11 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Daar loopt onze kat.
A
daar
B
loopt
C
onze
D
kat

Slide 12 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
Bart's
B
wie
C
welke
D
het

Slide 13 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Zijn kast hangt vol vreemde kostuums.
A
vreemde
B
vol
C
Zijn
D
kostuums

Slide 14 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 15 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
'Is dat jouw jas?'
A
jas
B
jouw
C
is
D
dat

Slide 16 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Hun familie woont in het buitenland
A
hun
B
familie
C
woont
D
in het buitenland

Slide 17 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 18 - Open question

IK, JIJ, HEM, ONS, ZIJ; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

En welke van deze is een bezittelijk voornaamwoord?
A
jouw
B
me

Slide 20 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Maar we vieren wel altijd feest in ons gezin.
A
we
B
ons
C
vieren
D
altijd

Slide 21 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
C
Plakt twee zinnen aan elkaar
D
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.

Slide 22 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
In ons huis is het altijd gezellig
A
het
B
ons
C
huis
D
altijd

Slide 23 - Quiz


Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in
Ik heb een fiets. Dat is ... fiets.
A
jouw
B
mijn
C
jullie
D
onze

Slide 24 - Quiz

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in.
Jij hebt een broek. Dat is ... broek.
A
mijn
B
jullie
C
onze
D
jouw

Slide 25 - Quiz

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in.
Jullie hebben een tuin. Het is ... tuin.
A
mijn
B
jullie
C
onze
D
jouw

Slide 26 - Quiz

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in.
Hij heeft een trui. Het is ... trui.
A
haar
B
zijn
C
mijn
D
jouw

Slide 27 - Quiz

Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in.
Het meisje heeft een jurk. Het is ... jurk.
A
zijn
B
jouw
C
mijn
D
haar

Slide 28 - Quiz

Zelfstandig naamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Gordijn

Lieve

Leuke

Kast

Juf

Stomme

Slide 29 - Drag question

De  jongen  brengt  zijn  zusjes  naar school.
Lidwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Voorzetsel

Slide 30 - Drag question

Typ zo veel mogelijk bezittelijke voornaamwoorden in 30 seconden
timer
0:30

Slide 31 - Open question

Ik snap bezittelijke voornaamwoorden en kan zo zelfstandig aan de slag.
A
Ja, ik kan zo zelfstandig aan de slag.
B
Ik snap het nog niet helemaal.
C
Nee, ik wil graag nog meer uitleg.

Slide 32 - Quiz