Krant en Klaar mei 2021

NAPOLEON
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

NAPOLEON

Slide 1 - Slide

In mei 1821 stierf Napoleon. Dat is nu 200 jaar geleden. Hij was de
leider van Frankrijk. Hij pikte veel gebieden in. 
Ook Nederland. Napoleon was hier dus een tijd de baas. Door hem hebben we een èchte achternaam. Tot die tijd was dat
niet altijd zo. 
Een man heette bijvoorbeeld Jan. Omdat hij bij een bos woonde,
noemden de mensen hem ‘Jan bij het bos’.
Een andere Jan woonde bij de zee. Daarom noemden de mensen hem 'Jan van de zee’. 
Weer een andere Jan was lang. Daarom heette hij ‘Jan de
lange’.

Slide 2 - Slide

De zoon van

Als Jan een zoon had, die Piet heette, dan noemden de mensen hem ‘Piet Jan zoon’. Later werd dat Piet Janssen.
(het stukje ‘-sen’ komt van zoon.) Gerritsen, Klaassen, Willemsen, Pietersen of Derksen betekent dus de zoon van Gerrit, de zoon van Klaas, de zoon van Pieter en de zoon van Derk.
Door Napoleon kreeg iedereen een vaste achternaam. Die kon je niet meer veranderen.
Als je achternaam Schipper was, dan heetten je kinderen ook Schipper.

Slide 3 - Slide

Wat betekent -ink in de achternamen Hesselink, Wissink en Elferink?

Slide 4 - Open question

Lijst

Napoleon wilde dat je naam bekend was bij de gemeente. Elke naam en achternaam stonden daar op een lijst. Zo wist je precies hoeveel mensen er in een dorp of stad woonden. En in welke straat, want het adres moest er ook bij Als je verhuisde, moest je
dat melden. En als er een baby geboren was ook (of als iemand was gestorven).

Slide 5 - Slide

Hoe noemen we zo'n lijst?

Slide 6 - Open question

Maten

Door Napoleon hebben we ook
vaste maten, zoals een meter, een kilo en een liter. Die hadden we daarvoor niet. Je kocht toen niet een kilo suiker, maar een schep suiker. Of twee scheppen. Maar een schep was nooit een vaste maat. Want de ene schep  was kleiner dan de andere. 

Slide 7 - Slide

Voor een afstand tussen twee plaatsen gebruikten we meestal de tijd. 
Bijvoorbeeld ‘een uur rijden op je paard’. Maar soms was het paard snel en soms langzaam.
Door Napoleon weten we nu precies hoe ver iets is.

Slide 8 - Slide

Parfum

Er bestaan bijzondere verhalen over Napoleon. Bijvoorbeeld dat hij graag lekker wilde ruiken. Daarom gebruikte hij veel parfum. Hij gebruikte die niet alleen op zijn huid. Hij dronk het ook, soms met
een schepje suiker. Napoleon stierf aan kanker in zijn maag. Sommige onderzoekers denken dat dit komt
door die parfum.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Steken

 In de tijd van Napoleon waren er nog geen foto’s. Er waren wel schilders. Er zijn veel schilderijen van Napoleon gemaakt. Vooral van zijn hoofd. Vaak draagt hij een steek. Een steek is een hoed. Die hoed heeft soms drie punten; twee aan de zijkanten en één
aan de achterkant. De steken van Napoleon hadden meestal maar twee punten aan de zijkanten
Hij droeg elke steek drie maanden. Niet langer.
Dan wilde hij een nieuwe. Napoleon heeft er veel gehad. Een deel daarvan is er nog en ligt in musea. In 2014 werd er één verkocht. De koper betaalde er 1,8 miljoen euro voor ...

Slide 11 - Slide

Wat is het enkelvoud van musea?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Woordenschat:  Napoleon

inpikken / pikte in / hebben ingepikt
de schep, de scheppen
vast
de steek

Slide 15 - Slide

'Iemand de das omdoen'
Sommige mensen doen een das om, als het koud is. Een ander woord voor das is sjaal.
Een sjaal of een das draag je om je nek.
Maar als je zegt: “Dat doet hem de das om”, dat bedoel je dat hij pech heeft. Of dat hij een groot probleem heeft.
Corona heeft sommige bedrijven de das omgedaan. Dat betekent dat die bedrijven door corona niet meer bestaan.

Slide 16 - Slide

Nog een voorbeeld:
Er is een belangrijke wedstrijd tussen twee clubs. Het is spannend. De ene club heet
Blauw-wit. De andere DWS. Beide clubs spelen goed. Maar in de laatste minuut maakt Blauw-wit een doelpunt. DWS verliest en Blauw-wit doet DWS de das om.

Slide 17 - Slide

Vroeger kon je in Nederland de
doodstraf krijgen. Dan werd je meestal opgehangen. Je kreeg een strop om je nek. Dat is een dik touw. Je stond op een schavot. Het schavot was een soort houten tafel. In die tafel zat een luik. Als dat luik met een ruk naar beneden openging, hing je aan de strop.
Sommige mensen noemde die strop een das. Je kreeg de das om als je opgehangen werd.
.
Waar komt die uitdrukking vandaan?
‘Iemand de das om doen’
25 K

Slide 18 - Slide

Woordenschat:  'iemand de das om doen'

pech hebben
ophangen / hing op  / zijn opgehangen
de strop
het schavot
de das

Slide 19 - Slide