Oefenvragen Unit 2 - 1HA

Oefenvragen Unit 2 - 1HA
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenvragen Unit 2 - 1HA

Slide 1 - Slide

Vocabulary
Doel:
- Ik kan mensen, dieren en dingen beschrijven in het Engels.
- Ik kan schrijven over feiten, routines en gewoontes.

Woorden over:
- kleding, tijd, eten & drinken en hobby's.

Hoe bereid je je hierop voor?

Slide 2 - Slide

Vertaal 'recommend'.

I would recommend a smaller size.

Slide 3 - Open question

Vul het juiste woord in.
Kies uit: midnight - past - calender

The .... is the time before now.

Slide 4 - Open question

Vul de Engelse vertaling van het juiste woord in. Kies uit: groente - maaltijd - bestellen

It's important to eat a ........ with your potatoes.

Slide 5 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes naar het Engels.

I like to ...... (schrijven) short stories.

Slide 6 - Open question

Vocabulary
Doel:
- Ik kan mensen, dieren en dingen beschrijven in het Engels.
- Ik kan schrijven over feiten, routines en gewoontes.

Woorden over:
- kleding, tijd, eten & drinken en hobby's.

Hoe bereid je je hierop voor?


Slide 7 - Slide

Grammar
Doelen :

- Ik kan aanwijzende voornaamwoorden juist toepassen.
- Ik kan het meervoud toepassen.
- Ik kan schrijven over gewoontes, routines en feiten en daarbij gebruik ik de Present Simple (+/-/?).
- Ik kan op de juiste manier schrijven over dagen en maanden en daarbij de voorzetsels in, at, on correct gebruiken.

Hoe bereid je je hierop voor?

Slide 8 - Slide

Zet de woorden in het meervoud.
one watch - two
one knife - three
one child - eight

Slide 9 - Open question

Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord.

Can you pass me ..... bottle over there?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord.

I really like ...... socks you are wearing, where did you buy them?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord.

I'm happy I'm wearing .... hat, it's freezing outside.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 12 - Quiz

Gebruik de present simple.

Jack ...... (to play) piano every day.

Slide 13 - Open question

Gebruik de present simple.

.... you ..... (to eat) cereal in the morning?

Slide 14 - Open question

Gebruik de present simple.

I ...... (not + have got) any siblings.

Slide 15 - Open question

Gebruik de present simple.

Penelope ..... (not - to dance) at parties.

Slide 16 - Open question

Vertaal de zin. Let goed op de grammatica.

Ik ben niet blij vandaag.

Slide 17 - Open question

Vertaal de zin. Let goed op de grammatica.

Mijn vader werkt op maandag.

Slide 18 - Open question

Vul het juiste voorzetsel in.

.... Tuesday, I always go to football practise.
A
On
B
At
C
In

Slide 19 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.

English class starts .... 11 o'clock today.
A
On
B
At
C
In

Slide 20 - Quiz

Vul het juiste voorzetsel in.

We often go ice skating .... winter.
A
On
B
At
C
In

Slide 21 - Quiz

Write about yourself. Schrijf 1 zin over een gewoonte/hobby. Gebruik de Present Simple.

Let op spelling en interpunctie bij alle zinnen!

Slide 22 - Open question

Grammar
Doelen :

- Ik kan aanwijzende voornaamwoorden juist toepassen.
- Ik kan het meervoud toepassen.
- Ik kan schrijven over gewoontes, routines en feiten en daarbij gebruik ik de Present Simple (+/-/?).
- Ik kan op de juiste manier schrijven over dagen en maanden en daarbij de voorzetsels in, at, on correct gebruiken.

Hoe bereid je je hierop voor?

Slide 23 - Slide

Expressions
Doelen :
- Ik kan schrijven over feiten, routines en gewoontes.
- Ik kan schrijven over dagen, tijden en maanden.
- Ik kan mensen, dieren en dingen beschrijven in het Engels.

Hoe bereid je je hierop voor?

Slide 24 - Slide

Gebruik Engelse expressions om de zin te vertalen.

Wat zijn jouw hobbies?

Slide 25 - Open question

Gebruik Engelse expressions om de zin te vertalen.

Drama lessons always start .................... (om 2 uur 's middags op maandag).

Slide 26 - Open question

Expressions
Doelen :
- Ik kan schrijven over feiten, routines en gewoontes.
- Ik kan schrijven over dagen, tijden en maanden.
- Ik kan mensen, dieren en dingen beschrijven in het Engels.

Hoe bereid je je hierop voor?

Slide 27 - Slide

Any questions?

Slide 28 - Slide