Les 24 - Objectief en subjectief taalgebruik

Les 26: Objectief en subjectief taalgebruik
Les 24 -
Objectief & subjectief taalgebruik (p. 201 - p. 209) 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Les 26: Objectief en subjectief taalgebruik
Les 24 -
Objectief & subjectief taalgebruik (p. 201 - p. 209) 

Slide 1 - Slide

hyperbool
understatement
eufemisme
dysfemisme

Slide 2 - Drag question

hyperbool
understatement
eufemisme
dysfemisme

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Toen zijn partij weer vier zetels had gewonnen in de peilingen reageerde de fractieleider met: “Niet slecht.”
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
understatement
D
ironie

Slide 5 - Quiz

De conducteur kondigde extra reistijd aan. De trein zou 20 minuten later aankomen.
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
understatement
D
ironie

Slide 6 - Quiz

“Wat een pokkenweer!”
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
hyperbool
D
understatement

Slide 7 - Quiz

Gevraagd: “Interieurverzorgster voor het operagebouw!”
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
hyperbool
D
understatement

Slide 8 - Quiz

“Mijn nieuwe PlayStation kostte echt een bom geld!”
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
hyperbool
D
ironie

Slide 9 - Quiz

De Duitsers waren in 1940 in ons land niet welkom.
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
understatement
D
ironie

Slide 10 - Quiz

“Goh, precies op tijd”, zei de leraar tegen de leerling die tien minuten te laat de klas binnenstrompelde.
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
understatement
D
ironie

Slide 11 - Quiz

“Tegenwoordig word je doodgegooid met informatie over de verkiezingen."
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
hyperbool
D
ironie

Slide 12 - Quiz

De trainer heeft zich een ongeluk gehaast.
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
hyperbool
D
ironie

Slide 13 - Quiz

“Ik heb echt schijt aan ieders mening. Ik ben wie ik ben en de rest interesseert me niet.”
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
hyperbool
D
understatement

Slide 14 - Quiz

Als je een één voor die toets hebt gekregen, zul je wel een paar foutjes gemaakt hebben.
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
understatement
D
ironie

Slide 15 - Quiz

"Mijn ogen vielen uit mijn doppen toen ik dat zag!”
A
eufemisme
B
dysfemisme
C
hyperbool
D
ironie

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide